Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3067/GB, 18 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/3067/GB

Betreft: [Klager] datum: 18 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 augustus 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 juni 2015 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft in de beslissing op klagers verzoek verwezen naar artikel 4 onder i (de beroepscommissie begrijpt: artikel 4 onder c) van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling). Een dergelijke weigeringsgrond die
geldt voor alle vormen van verlof, geldt volgens klager niet specifiek voor een p.p. In het geval dat verzocht wordt om deelname aan een p.p. dient artikel 7, derde lid onder c (de beroepscommissie begrijpt: artikel 7, derde lid onder b), van de
Penitentiaire maatregel (Pm) volgens klager als maatstaf te worden gehanteerd. Ingevolge dit artikel dienen de wijze waarop de detentie is verlopen en de mate waarin de gedetineerde afspraken nakomt te worden beoordeeld. Door enkel naar artikel 4 onder
i (de beroepscommissie begrijpt: artikel 4 onder c) van de Regeling te verwijzen heeft de selectiefunctionaris zijn beslissing volgens klager onvoldoende onderbouwd. Voorts meent klager dat de positieve urinecontroles van 26 april 2016 en 20 mei 2016,
nu klager hiervoor niet disciplinair is gestraft, niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan de afwijzing van zijn verzoek tot deelname aan een p.p. In dit geval zouden enkel de positieve urinecontroles waarvoor klager op 29 februari 2016 en op 28
juni
2016 disciplinair is gestraft resteren, zodat het drugsontmoedigingsbeleid niet aan een deelname van klager aan een p.p. in de weg staat. Ingevolge dit beleid kan immers enkel een volgend verlof, al dan niet gedeeltelijk, worden ingetrokken. Gelet op
het voorgaande wordt namens klager verzocht om een financiële tegemoetkoming voor de periode dat klager ten onrechte niet aan een p.p. heeft kunnen deelnemen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. In de afwijzing van klagers verzoek is verwezen naar artikel 4 onder c van de Regeling. De selectiefunctionaris erkent dat de verwijzing naar dit artikel
onjuist was. Ingevolge artikel 7, derde lid onder b, van de Pm dienen de wijze waarop de detentie is verlopen, waaronder het gedrag van de gedetineerde, de mate waarin de gedetineerde afspraken nakomt en diens gemotiveerdheid te worden meegewogen bij
de
beoordeling van de geschiktheid voor deelname aan een p.p. Blijkens het selectieadvies is klager enkele afspraken in de inrichting – waaronder het meewerken aan een re-integratieplan en het zich onthouden van drugs – niet nagekomen. Om die reden heeft
volgens de selectiefunctionaris het multidisciplinair overleg (MDO) negatief geadviseerd over klagers verzoek tot deelname aan een p.p. Voorts neemt het feit dat klager voor enkele positieve urinecontroles niet disciplinair is gestraft, niet weg dat
sprake is geweest van een positieve score. Dit is onder meer van belang voor de beoordeling van artikel 7, lid 3 onder b, d, en f, van de Pm, aldus de selectiefunctionaris.

Overigens heeft de selectiefunctionaris te kennen gegeven dat een nieuw verzoek tot deelname aan een p.p. in behandeling zal worden genomen indien klager laat zien gemotiveerd te zijn om actief deel te nemen aan een p.p. en als hij gedurende een maand

vanaf het moment dat de bestreden beslissing tot stand is gekomen – niet positief scoort op zijn urinecontroles.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot deelname aan een p.p. zijn de volgende
adviezen uitgebracht. Het MDO adviseert negatief, nu klager gemaakte afspraken niet is nagekomen. Hij heeft positief gescoord op een urinecontrole nadat hij had toegezegd zich te zullen onthouden van drugs. Daarnaast heeft klager, ondanks gemaakte
afspraken hierover, nagelaten mee te werken aan het opstellen van een re-integratieplan. De reclassering heeft positief geadviseerd over klagers verzoek tot deelname aan een p.p. Daarbij wordt geadviseerd als bijzondere voorwaarden een locatiegebod,
een
locatieverbod, een meldplicht, een contactverbod, een alcohol- en drugsverbod, dagbesteding van minimaal 26 uur per week en een behandelverplichting te verbinden aan klagers deelname aan een p.p.

4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Pm zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het p.p. en de gedetineerde moeten voldoen.

4.2. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel komt naar voren dat met klager afspraken zijn gemaakt met betrekking tot zijn detentie- en re-integratieplan. Op 26 april 2016 en op 20 mei 2016 heeft klager bij een
urinecontrole positief gescoord op het gebruik van THC. Met klager zijn vervolgens afspraken gemaakt over zijn drugsgebruik, waarna klager heeft toegezegd zich te zullen onthouden van drugs. Op 28 juni 2016 heeft klager echter wederom positief gescoord
op het gebruik van THC. Voorts is met klager de afspraak gemaakt dat hij zich, als onderdeel van zijn detentie- en re-integratieplan, zou melden bij het re-integratiecentrum, waar hij een beroepskeuzetest zou afleggen. Klager heeft echter, na hier
meermaals op gewezen te zijn, nagelaten zich te melden bij het re-integratiecentrum. Voormelde gegevens, die zijn opgenomen in het selectieadvies, worden door of namens klager niet weersproken.

4.3. Gesteld noch gebleken is dat klager thans een beroepskeuzetest heeft afgelegd, zodat geen re-integratieplan kan worden opgesteld.

4.4. Ingevolge artikel 7, derde lid onder b, van de Pm betrekt de selectiefunctionaris bij zijn beslissing op een verzoek tot deelname aan een p.p. onder meer het huidige detentieverloop van een gedetineerde, waaronder zijn gedrag, het nakomen van
afspraken van de gedetineerde en diens gemotiveerdheid. Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid tot het oordeel kunnen komen dat klager afspraken in detentie niet is nagekomen en dat hij onvoldoende gemotiveerdheid
heeft
getoond ten aanzien van een deelname aan een p.p. De beslissing klager vooralsnog niet te selecteren voor deelname aan een p.p. kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De
kennelijk abusievelijke verwijzing naar artikel 4 onder c van de Regeling maakt het voorgaande niet anders. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 18 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven