Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2231/GB, 18 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:18-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2231/GB

Betreft: [klager] datum: 18 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.B. Swart, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 24 april 2016 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. van de p.i. Leeuwarden. Op 17 juni 2016 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In de bestreden beslissing wordt opgemerkt dat de gronden voor het bezwaarschrift niet binnen de daarvoor gestelde termijn zouden zijn ontvangen. Dat is onjuist. Al bij het indienen van het bezwaarschrift zijn de gronden aangegeven en dus zijn die
gronden tijdig ingediend. Op 24 juni 2016 zijn die gronden nader aangevuld. Die gronden hadden moeten worden meegewogen bij het nemen van het bestreden besluit. Volgens de selectiefunctionaris zouden bijzondere omstandigheden niet aannemelijk zijn
gemaakt, terwijl de reclassering geen mogelijkheden zou zien om te interveniëren in klagers verslavingsproblematiek. Dat is onjuist. De reclassering heeft aangegeven dat klager in een instelling voor stelselmatige daders geplaatst zou moeten worden.
Ook
de omstandigheid dat klager al 20 jaar in Nederland verblijft, hier geheel geïntegreerd is en niet uit Nederland kan vertrekken zou moeten meetellen. Aan die bijzondere omstandigheden kan niet ongemotiveerd voorbij worden gegaan.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en verblijft in voorlopige hechtenis. Gelet daarop behoort hij tot de doelgroep van gedetineerden die ingevolge art. 20b van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden worden
geplaatst in daartoe aangewezen inrichtingen. De p.i. Ter Apel is een dergelijke inrichting. Indien er sprake is van bijzondere omstandigheden kan een uitzondering gemaakt worden op dit plaatsingsbeleid. De door klager aangevoerde omstandigheid dat hij
al meer dan 20 jaar in Nederland verblijft, volledig geïntegreerd zou zijn en Nederland niet kan verlaten, is niet van dien aard dat dit een uitzondering zou kunnen rechtvaardigen. Nu de aanvullende gronden voor het bezwaarschrift destijds niet binnen
de daarvoor gestelde termijn zijn ontvangen, is hetgeen in het beroepschrift daarover wordt gesteld onjuist. Hetgeen omtrent klagers verslavingsproblematiek naar voren is gebracht, wordt verder niet onderbouwd.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte in afwachting van het vonnis in eerste aanleg, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Onweersproken is dat klager een strafrechtelijk gedetineerde vreemdeling is zonder geldige verblijfstitel in Nederland. De omstandigheid dat klager al twintig jaar in Nederland zou verblijven, zou zijn geïntegreerd en Nederland niet kan
verlaten, doet daaraan niet af.

4.3. Voor de opname van strafrechtelijk gedetineerden vreemdelingen zonder geldige verblijfstitel zijn in beginsel enkele inrichtingen, waaronder het h.v.b. van de p.i. Ter Apel, aangewezen.

4.4. Namens klager is aangevoerd dat er aanvullende gronden zouden zijn ingediend voorafgaand aan de beslissing op het bezwaarschrift. De selectiefunctionaris heeft aangevoerd dat die aanvullende gronden niet (voorafgaand aan de beslissing) zijn
ontvangen. Nu (een afschrift van) die gronden niet in het kader van de behandeling van het beroep zijn overgelegd, hetgeen gelet op de aard van de grief wel voor de hand zou hebben gelegen, gaat de beroepscommissie er vanuit dat die aanvullende gronden
niet (tijdig) bij de selectiefunctionaris zijn ingediend. Om die reden kon de selectiefunctionaris daar bij haar beslissing geen rekening mee houden. Nu de overige namens klager aangevoerde gronden niet nader feitelijk zijn onderbouwd, is er geen
aanleiding om in dit geval af te wijken van het plaatsingsbeleid. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. Mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 18 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven