Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3048/GV, 17 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3048/GV

betreft: [klager] datum: 17 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.G.J.E. Lut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 augustus 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Het verzoek om algemeen verlof is afgewezen als gevolg van een negatief advies van het multidisciplinair overleg, omdat klager geen interne trainingen zou hebben gevolgd en vanwege de aard van
het delict waarvoor hij veroordeeld is, afgezet tegen het recidiverisico dat volgens de reclassering zou bestaan. Klager is reeds vier jaar gedetineerd, waarbij hij thans in een plusgroep verblijft en zich daar netjes gedraagt. Klager is bereid om
trainingen te volgen, doch wenst dit buiten de inrichting te doen. Hij is bereid om te voldoen aan de voorwaarden die hem gesteld worden in het kader van elektronisch toezicht. Klager heeft wel degelijk trainingen gevolgd, namelijk SOS en de training
Kiezen voor verandering. Het strafrestant bedraagt slechts zes maanden tot aan de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling. Klager is geenszins voornemens om opnieuw met Justitie in aanraking te komen wanneer hij in vrijheid wordt gesteld.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In dit stadium van de detentie is het belangrijk dat de re-integratie op een geleidelijke, maar ook op een verantwoorde manier wordt vormgegeven. De vrijhedencommissie heeft
negatief geadviseerd wegens gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken. Aan klager is meermalen de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan benodigde interventies. Hiermee stemde hij in, maar later verleende hij toch geen
medewerking meer. Klager heeft wellicht trainingen gevolgd maar heeft geen begin gemaakt met zijn behandeling bij De Waag of deelgenomen aan een andere gedragsinterventie. Ondanks de bereidheid van klager om zich te houden aan voorwaarden in het kader
van elektronisch toezicht, acht de reclassering de kans op het onttrekken aan voorwaarden groot. Ook wordt het recidiverisico hoog geschat en is sprake van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. Niet
blijkt van enige inspanning door klager om de kans op recidive terug te dringen. De vrijhedencommissie heeft tevens negatief geadviseerd wegens het risico van maatschappelijke onrust. Uit de delictgeschiedenis blijkt dat het risico op letselschade bij
een specifieke doelgroep, namelijk prostituees, hoog wordt geacht.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag, wegens klagers houding, het hoge recidiverisico en het hoge risico op onttrekking aan de voorwaarden en op letselschade
bij
een specifieke doelgroep.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft positief geadviseerd met betrekking tot het verzoek om algemeen verlof, mits er afspraken worden gemaakt met klager over zijn doen en laten.
De politie heeft positief geadviseerd ten aanzien van het verlofadres.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van zes jaren, met aftrek, wegens bedreiging, afpersing en een zedendelict. Aansluitend dient hij vier dagen subsidiaire hechtenis te ondergaan. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 20
maart
2017.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag.

Uit het reclasseringsadvies komt naar voren dat sprake is van een hoog recidiverisico en een hoge kans op letselschade bij een specifieke doelgroep, namelijk prostituees. Voorts wordt het risico op onttrekken aan voorwaarden hoog ingeschat, omdat
klager
meerdere malen is veroordeeld tot een (deels) voorwaardelijke straf al dan niet met bijzondere voorwaarden, zoals trajecten, welke vroegtijdig werden geretourneerd aan het OM omdat klager onvoldoende meewerkte en/of recidiveerde. Ook tijdens detentie
verleende hij onvoldoende medewerking aan benodigde interventies. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van het OM en de politie, een
afwijzing van klagers verlofaanvraag in dit stadium rechtvaardigen.
Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting niet als onredelijk
of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 17 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven