Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2147/GB, 17 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2147/GB

Betreft: [Klager] datum: 17 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.C.A.M. Oomen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 2 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Vught, althans in een PPC, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 22 april 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de Extra Zorgvoorziening (EZV) van de locatie Roermond. Op 31 maart 2016 is hij geplaatst in het PPC te Vught, van waaruit hij op 9 juni 2016 is overgeplaatst naar het PPC te Scheveningen. Op
28 juni 2016 is hij teruggeplaatst naar de locatie Roermond, waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat ten onrechte is aangenomen dat hij met plaatsing in een PPC zou hebben ingestemd. Hoewel hieromtrent gesprekken met klager zijn gevoerd, heeft hij nimmer verzocht om dan wel
ingestemd met plaatsing in een PPC. Hij heeft louter behoefte aan extra zorg en structuur en volgens hem is geen sprake van een psychiatrische stoornis. Klager betwist eveneens de stelling van de selectiefunctionaris dat hij zich in negatieve zin heeft
geprofileerd in de EZV van de locatie Roermond. Daarenboven meent klager dat het tegenstrijdig en onbegrijpelijk is dat hij enerzijds ruimte moest maken in de EZV voor meer psychiatrisch zieke gedetineerden, terwijl hij psychiatrisch niet ziek genoeg
werd geacht voor langer verblijf in de EZV en is teruggeplaatst naar een reguliere afdeling van de locatie Roermond alvorens hij in de PPC te Vught is geplaatst, waar speciale zorg wordt geboden aan gedetineerden met een psychiatrische stoornis.
Daarnaast stelt de selectiefunctionaris, volgens klager ten onrechte, dat klager in het PPC te Vught is geplaatst ten behoeve van een preklinische behandeling ter voorbereiding op de aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met
dwangverpleging. Dit is volgens klager eveneens tegenstrijdig met de stelling van de selectiefunctionaris dat klager plaats diende te maken in de EZV voor meer psychiatrisch zieke gedetineerden. Klager verzoekt voorts om een financiële tegemoetkoming,
dan wel een schadeloosstelling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Roermond van 29 maart 2016 komt naar voren dat klager heeft ingestemd met plaatsing in het PPC te Vught. De
selectiefunctionaris meent geen reden te hebben aan de juistheid hiervan te twijfelen. Klager heeft zich volgens de selectiefunctionaris in negatieve zin geprofileerd in de EZV en er was een noodzaak capaciteit vrij te maken voor meer psychiatrisch
zieke gedetineerden. De plaatsing van klager in het PPC te Vught is in het PMO besproken. Klager is vervolgens op eigen verzoek overgeplaatst naar het PPC te Scheveningen. Uit het selectieadvies van de directeur van voornoemd PPC volgt dat niet langer
een indicatiestelling voor plaatsing in een PPC aanwezig was, waarna de selectiefunctionaris op 23 juni 2016, conform dit advies, heeft besloten klager terug te plaatsen in de locatie Roermond. De selectiefunctionaris heeft de directeur van de locatie
Roermond geadviseerd klager te plaatsen in een kleine afdeling of in de EZV. Gelet hierop meent de selectiefunctionaris dat klager geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep en aldus niet-ontvankelijk dient te worden
verklaard.

3.3. Het psycho-medisch overleg (PMO) en het multidisciplinair overleg (MDO) en de vrijhedencommissie van de locatie Roermond hebben positief geadviseerd over plaatsing van klager in het PPC te Vught.

4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels is teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Roermond, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk behandelen nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.

4.2. Het PPC van de p.i. Vught is een gevangenis voor mannen met een individueel regime en een normaal beveiligingsniveau.

4.3. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele, dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In het
individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.4. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Roermond van 29 maart 2016 komt naar voren dat klager zich in de EZV netjes en correct heeft gedragen, aan alle activiteiten heeft meegedaan, vrolijk in de omgang was en zich op de sport
heeft laten zien als een sportieve man die goed in de groep lag. Het selectieadvies spreekt van een ‘voorbeeldgedetineerde’. Het standpunt van de selectiefunctionaris dat klager zich in negatieve zin zou hebben geprofileerd in de EZV vindt derhalve
geen
steun in de stukken. De selectiefunctionaris stelt daarenboven enerzijds dat klager plaats diende te maken voor meer psychiatrisch zieke gedetineerden, terwijl klager anderzijds in het PPC geplaatst zou zijn ten behoeve van een preklinische behandeling
ter voorbereiding op een aan hem opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daar komt bij dat klager, teneinde plaats vrij te maken in de EZV, aanvankelijk is overgeplaatst naar een reguliere afdeling van de locatie Roermond.
Daar klager aangaf beter te kunnen functioneren in een prikkelarme omgeving waar hij zijn psychiatrische klachten beter onder controle kan houden, is vervolgens beslist hem in het PPC te Vught te plaatsen.

4.5. De beroepscommissie heeft kennis genomen van het verloop van plaatsingen en overplaatsingen, die vooralsnog binnen betrekkelijk korte tijd eindigden op de locatie waarvandaan de eerste overplaatsing plaatsvond. De motiveringen van de
beslissingen zijn aan de hand van het dossier niet duidelijk geworden. Gelet op die gang van zaken acht de beroepscommissie de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris onvoldoende, althans onbegrijpelijk
gemotiveerd. Deze dient derhalve te worden vernietigd. De beroepscommissie zal hiermee volstaan en de selectiefunctionaris niet opdragen een nieuwe beslissing te nemen nu klager inmiddels is teruggeplaatst in de locatie Roermond. Zij zal klager een
tegemoetkoming van € 50,= per maand toekennen voor de periode dat hij ten onrechte in het PPC heeft verbleven.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming van € 150,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 17 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven