Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/1778/GA, 6 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/1778/GA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 27 augustus 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 29 juli 2002, die op 22 augustus 2002 naar partijen is verzonden, van de beklagcommissie bij de locatie Alphen a/d Rijn te Alphen a/d Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 oktober 2002, gehouden in de locatie Alphen a/d Rijn, zijn gehoord klager en de heer [...], waarnemend unit-directeur van voornoemde locatie.
De beroepscommissie heeft de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Haaglanden te Den Haag per brief van 24 oktober 2002 met betrekking tot de invoer van goederen van klager om inlichtingen gevraagd. Op 12 november 2002is een brief van de unit-directeur van de p.i. Haaglanden, unit 4, ontvangen, die ter kennisneming naar klager en de unit-directeur van de locatie Alphen a/d Rijn is gestuurd.
Op 23 december 2002 heeft de directeur van de p.i. Haaglanden telefonisch nog een nadere toelichting gegeven. Een zakelijke samenvatting van de telefonische inlichtingen is naar klager en de unit-directeur van de locatie Alphen a/dRijn gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen van klager bij gelegenheid van zijn overplaatsing van de p.i. Haaglanden te Den Haag naar de locatie Alphen a/d Rijn.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na mijn overplaatsing uit Scheveningen mis ik een doos met een rijstkoker, een waaier en een waterkoker en een doos met slippers, pannen, korte broeken en t-shirts. In Scheveningen waren die spullen beneden in de fouillering, dekleding had ik wel. Bij mijn overplaatsing moest ik de spullen die ik op cel had in zakken doen en naar beneden brengen. Dat betrof kleding, schilderijtjes en een vogel. Op de vrachtbrief staat een aantal van zeven dozen. Die heb ikbeneden niet gezien. Er waren beneden twee of drie openstaande dozen. Ik heb geen vertrouwen in de badafdeling. Ik maak in Alphen mee dat spullen die ik invoer aan anderen worden uitgereikt.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager doet zijn beklag bij de verkeerde inrichting. Hij had dat in Den Haag moeten doen, vanwaar zijn spullen zijn opgestuurd. Telefonisch contact met de inrichting te Den Haag leerde dat klager daar met negen dozen is binnengekomen. Hij heeft de inhoud van twee dozen op cel gehad. In de locatie Alphen a/d Rijn heeft klager een lijst getekend met daarop de spullen die hij op cel mocht hebben en de spullen die in de fouillering zijn gegaan. Daar staanniet de spullen op die hij mist. Op de vrachtbrief, die klager niet heeft getekend, staat het aantal dozen vermeld dat in Alphen is binnen gekomen. De dozen die binnenkomen blijven dicht. Er wordt niet genoteerd wat er in zit wantdaar is geen beginnen aan.

Uit de nadere inlichtingen van de unit-directeur van de p.i. Haaglanden komt naar voren dat van klager aldaar negen dozen zijn binnengekomen (kopie vrachtbrief bijgevoegd). Er wordt bekeken wat van de inhoud van die dozen al danniet mee kan naar de cel. Kleding gaat altijd naar de afdeling. Spullen die niet op cel mogen, worden in de fouillering geplaatst tot de gedetineerde weer vertrekt of tot hij de spullen uitvoert. Dit wordt de gedetineerde mondelinggemeld. Hetgeen in de fouillering wordt geplaatst wordt geregistreerd op een lijst. Op die lijst wordt alleen een globale omschrijving van het voorwerp gegeven, niet de merknaam of iets dergelijks. Het betreft bijzondere spullen alsbijvoorbeeld een ventilator, een grote radio, een t.v. en messen. Als spullen vanuit de fouillering worden uitgevoerd, wordt dit altijd geregistreerd op de lijst. Uitvoer van spullen die van de cel komen wordt niet geregistreerd.Tijdens de detentie kunnen spullen de inrichting dus verlaten. Iemand kan dan ook met minder of meer dozen vertrekken dan waarmee hij is binnengekomen. Dit heeft ook met het verschil in de maat van de standaard dozen te maken. Omdatniet wordt geregistreerd welke spullen een gedetineerde op cel heeft, is het lastig aan te geven wat klager op cel heeft gehad. Geregistreerd is het totaal aantal dozen (colli) dat van klager is nagestuurd (kopie vrachtbriefbijgevoegd). Daarnaast mag een gedetineerde zelf een kleine doos meenemen met toiletartikelen, kleding en dergelijke. Zo bekeken is klager dan met acht dozen weggegaan. Zoals gezegd kan er echter inmiddels veel uitgevoerd zijn. Deverpakking waarmee de gedetineerde aankomt hoeft niet per definitie de verpakking te zijn waarmee hij weer vertrekt. Het is mogelijk dat gedetineerden toegang hebben tot de fouillering, maar dat is in dit geval niet gebeurd. Er zijnverder geen bijzonderheden te melden over de eigendommen van klager. De directeur heeft geen verklaring voor de vermiste waterkoker, die wel op de fouilleringlijst wordt genoemd en volgens die lijst niet is uitgevoerd. Pannen zijnook als bijzondere voorwerpen aan te merken. Als die niet op de fouilleringlijst staan, heeft klager ze niet gehad bij binnenkomst.

3. De beoordeling
Anders dan de directeur heeft gesteld is klager in zijn beklag ontvankelijk, omdat het beklag is gedaan bij de Commissie van Toezicht van de inrichting alwaar is getekend voor ontvangst voor binnenkomst van de dozen uit de p.i.Haaglanden.
Het risico voor vermissing van voorwerpen die een gedetineerde invoert in een p.i. rust, bijzondere omstandigheden daargelaten, bij de gedetineerde. Hij is en blijft zelf in beginsel verantwoordelijk voor door hem ingevoerdevoorwerpen. Dit uitgangspunt kan uitzondering leiden als voorwerpen door ingrijpen van de kant van de inrichting buiten de macht van de gedetineerde raken.
Van de door klager als vermist opgegeven voorwerpen is de waterkoker op de fouilleringlijst van de p.i. Haaglanden vermeld. Van uitvoer van de waterkoker tijdens de detentie in de p.i. Haaglanden is niet gebleken. Op hetinvoerformulier van de locatie Alphen a/d Rijn staat geen waterkoker vermeld. Voldoende aannemelijk is dat de waterkoker is vermist, terwijl deze buiten de macht van de gedetineerde was geraakt. De vermissing komt daarmee voorrekening van de inrichting.
De overige voorwerpen staan niet vermeld op enige lijst. Voor wat betreft de kleding (slippers, korte broeken en t-shirts) en de waaier geldt dat voldoende aannemelijk is dat deze voorwerpen, zoals te doen gebruikelijk, naar deafdeling van klager in de p.i. Haaglanden zijn gegaan en dat klager zelf belast is geweest met het inpakken en verzendklaar maken. Niet aannemelijk is dat er een rijstkoker en pannen van klager in de p.i. Haaglanden aanwezig zijngeweest. Immers, deze voorwerpen worden niet vermeld op de fouilleringlijst. Het risico voor (mogelijke) vermissing van de kleding, de waaier en (naar klager stelt) de rijstkoker en pannen rust op klager.
Gelet op het vorenstaande dient het beroep voor wat betreft de vermissing van de waterkoker gegrond en overigens ongegrond te worden verklaard.
Aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de vermissing van een waterkoker gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag in zoverre alsnog gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van € 5,=.
Zij verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 6 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven