Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2145/TA en 16/2178/TA, 11 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummers: 16/2145/TA en 16/2178/TA

betreft: [klager] datum: 11 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften ingediend door mr. A.L. Louwerse namens

[...], verder te noemen klager, en van

het hoofd van FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 13 juni 2016 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 15 september 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. A.L. Louwerse.

De juridisch medewerker van de inrichting heeft schriftelijk meegedeeld wegens ziekte verhinderd te zijn om ter zitting te verschijnen.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. afdelingsarrest/afzondering ingaande op respectievelijk 15 maart, 16 maart en/of 17 maart 2016;
b. gemiste inkomsten in verband met a,
c. overplaatsing naar de afdeling Rozenbeek op 16 maart 2016 en
d. beperkingen ten aanzien van post, bezoek en telefoneren.

De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. gegrond verklaard en klager ter zake een tegemoetkoming van € 10,= toegekend, klager niet-ontvankelijk verklaard in het beklag vermeld onder b. en het beklag vermeld onder c. en d. ongegrond
verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beklag van 16 maart 2016 betreft het afdelingsarrest ingaande op 15 maart 2016. Het is juist dat er geen beklag is ingediend tegen het afdelingsarrest dat is ingegaan op 17 maart 2016. De gronden voor de beslissingen van 15 maart 2016 en 17 maart
2016 voor de oplegging van het afdelingsarrest komen op hetzelfde neer. Op
16 maart 2016 heeft klager niet vier uur buiten zijn verblijfsruimte mogen doorbrengen en was hij afgezonderd. De inrichting stelt dat klager wel vier uur met medeverpleegden is geboden. De raadsvrouw zou graag een overzicht zien hoeveel uur klager op
16 maart 2016 heeft doorgebracht in zijn verblijfsruimte op respectievelijk de afdeling Merestein en de afdeling Rozenbeek. De afdeling Rozenbeek wordt door verpleegden als een afdeling voor intensieve zorg ervaren. Verpleegden voelen zich er daar erg
beperkt in hun vrijheden; ook al is de afdeling niet als een afdeling voor intensieve zorg aangewezen. Tevoren was aangekondigd dat klager, indien hij om overplaatsing zou verzoeken, op de afdeling Rozenbeek zou worden geplaatst. Dit is heel
onrechtvaardig. Tevens zou de ruis over de handel in drugs hebben meegespeeld bij de oplegging van de beperkingen. Er is slechts een kruimel drugs in klagers jaszak aangetroffen. Voorts heeft hij maar eenmaal een positieve urinecontrole gehad en heeft
hij af en toe een urinecontrole geweigerd. Handel en gebruik van drugs zijn twee verschillende zaken. De beveiliger H. heeft klager ook gezegd dat hij geen drugs heeft gezien. Dit kan bij hem worden nagevraagd.

Namens het hoofd van de inrichting is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Betwist wordt dat er slechts een geurspoor is waargenomen. Medewerkers hebben gezien dat klager drugs op de grond heeft laten vallen. Dit staat vermeld in de schriftelijke mededeling van 15 maart 2016, in de reactie van de directeur op het beklag en
dit
is mondeling toegelicht ter zitting van de beklagcommissie.
De drugshond heeft gereageerd op een geurspoor, hetgeen aangeeft dat klager in contact is geweest met drugs. Dit is op zich al voldoende reden om maatregelen te treffen. Het gebruik van en de handel in drugs leveren gevaar op voor de orde en de
veiligheid in de inrichting.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich aan de hand van de stukken en de behandeling ter zitting voldoende ingelicht om op de beroepen te beslissen en ziet geen reden om nadere inlichtingen in te winnen.

Met betrekking tot a:
Klagers raadsvrouw heeft op 16 maart 2016 beklag ingediend tegen de beslissing tot oplegging van afdelingsarrest ingaande op 15 maart 2016. Voorts heeft zij beklag ingediend tegen een beslissing tot afzondering van klager ingaande op 16 maart 2016. Ter
zake van het afdelingsarrest dat is ingegaan op 17 maart 2016 is geen beklag ingediend.

De beroepscommissie stelt vast dat de beslissingen tot oplegging van afdelingsarrest van respectievelijk 15 maart 2016 en 17 maart 2016 niet op dezelfde gronden zijn genomen en dat derhalve niet kan worden uitgegaan van cumulatie van ordemaatregelen.
Nu
het afdelingsarrest ingaande op 15 maart 2016 niet langer dan twee dagen heeft geduurd, kan klager, gelet op het bepaalde in artikel 57, derde lid, Bvt juncto artikel 33 Bvt, niet in dit onderdeel van het beklag worden ontvangen.

Door de raadsvrouw is in beklag gesteld dat klager op 16 maart 2016 is afgezonderd. Dit is door de inrichting expliciet betwist. De beklagcommissie heeft geen beslissing gegeven op dit onderdeel van het beklag en de beroepscommissie zal om
proceseconomische redenen zelf op dit onderdeel van het beklag beslissen. Zij acht niet aannemelijk geworden dat klager op 16 maart 2016 in afzondering is geplaatst en zal klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

Voor wat betreft het afdelingsarrest ingaande op 17 maart 2016 heeft klager geen beklag ingediend en zal de beroepscommissie klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.

Met betrekking tot b en d:
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep van klager zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

Met betrekking tot c:
Klager is intern overgeplaatst naar afdeling Rozenbeek. Deze afdeling is niet aangewezen als afdeling voor intensieve zorg in de zin van artikel 32 Bvt. Het beklag betreft geen beslissing waartegen op grond van artikel 56 of artikel 57 Bvt beklag kan
worden ingediend. De beroepscommissie zal derhalve klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van het beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt ten aanzien van a, afdelingsarrest, de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit onderdeel van het beklag. Ten aanzien van a, afzondering, verklaart zij klager eveneens
niet-ontvankelijk in het beklag. Zij verklaart het beroep van klager ten aanzien van b en d ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspaak van de beklagcommissie.
Ten aanzien van c vernietigt zij de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart zij klager in zoverre alsnog niet-ontvankelijk in het beklag.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, en drs. F.M.J. Bruggeman en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 11 maart 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven