Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2413/GB, 4 oktober 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-10-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2413/GB

Betreft: [Klager] datum: 4 oktober 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 6 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klager in zijn bezwaarschrift gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, niet-ontvankelijk verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 3 maart 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de BPG van de p.i. Vught, vanuit waar hij op 15 december 2015 in de gevangenis van de locatie Zoetermeer is geplaatst. Op 30 mei 2016 is hij teruggeplaatst in de BPG van de p.i. Vught, waar een
individueel regime geldt en waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager meent dat in de locatie Zoetermeer verscheidene fouten zijn gemaakt, waaronder het onjuist berekenen van zijn v.i.-datum. Hij verkeerde in de veronderstelling dat zijn v.i.-datum
was vastgesteld op 13 mei 2016. Volgens klager is hem geen uitleg verschaft over het feit dat hij op voornoemde datum niet in vrijheid werd gesteld. Gelet op klagers v.i.-datum, door hem berekend op 13 mei 2016, meent hij onterecht gedetineerd te zijn
en stelt hij dat aan hem derhalve geen disciplinaire straf of maatregel kan worden opgelegd. Daarenboven zou de afdeling waar klager verbleef incorrect zijn vermeld door de locatie Zoetermeer en zou hem overplaatsing naar een andere afdeling zijn
beloofd, terwijl hij vervolgens in de BPG te Vught is geplaatst. Zodoende verblijft klager op grote afstand van zijn bezoek. Indien en voor zover klager rechtsgeldig is gedetineerd, meent hij dat zijn eventuele misdragingen hem niet, althans niet
zwaar,
kunnen worden aangerekend, nu hij onjuist is voorgelicht en zijn vermeende misdragingen een direct gevolg van deze onjuiste voorlichting zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zoetermeer komt naar voren dat klager aanvankelijk weliswaar naar behoren functioneerde in de inrichting, maar
dat
na enige tijd een aantal incidenten heeft plaatsgevonden. Klager is gerapporteerd voor het bedreigen en uitschelden van inrichtingspersoneel van de locatie Zoetermeer, heeft positief gescoord op een urinecontrole, heeft geweigerd aan arbeid deel te
nemen en heeft brand gesticht in zijn cel. Gelet op het aantal en de ernst van voornoemde incidenten is klager, volgens de selectiefunctionaris, ongeschikt voor een verblijf in een reguliere afdeling. Ten aanzien van klagers vermeende ontslagdatum
stelt
de selectiefunctionaris dat deze is opgeschort vanwege een herroeping van zijn v.i. Hoewel vanuit de inrichting verscheidene pogingen zijn ondernomen dit toe te lichten, stond klager hiervoor niet open.

4. De beoordeling
4.1. De BPG van de p.i. Vught is een afdeling voor mannen met een individueel regime en een uitgebreid beveiligingsniveau.

4.2. Een (al dan niet onherroepelijk) tot gevangenisstraf veroordeelde gedetineerde dient te worden geplaatst in een inrichting met een regime van algehele dan wel beperkte gemeenschap, tenzij plaatsing in een individueel regime noodzakelijk is. In
het individueel regime kunnen gedetineerden worden geplaatst die op grond van hun persoonlijkheid, gedrag of andere persoonlijke omstandigheden, een ernstig beheersrisico vormen voor zichzelf of anderen en ten gevolge daarvan niet in staat zijn in een
regime van algehele of beperkte gemeenschap te functioneren of te verblijven.

4.3. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zoetermeer komt naar voren dat, gedurende klagers verblijf in de inrichting, steeds frequenter incidenten zijn voorgevallen waarbij klager was betrokken, ten aanzien waarvan verscheidene
waarschuwingen zijn gegeven. Klager heeft bij een urinecontrole positief gescoord op het gebruik van cannabis. Hij heeft geweigerd naar de arbeid te gaan. Daarnaast heeft hij inrichtingspersoneel ernstig bedreigd en heeft hij brand gesticht in zijn
cel.
Hij zou moeite hebben zijn agressie te beheersen. Voor de positieve urinecontrole, de bedreigingen jegens het personeel en de brandstichting is klager, blijkens het selectieadvies, disciplinair gestraft. De directeur van de locatie Zoetermeer heeft de
selectiefunctionaris, nu een langer verblijf in de locatie Zoetermeer volgens hem niet wenselijk en verstandig is, verzocht klager terug te plaatsen in de BPG van de p.i. Vught. Klager ontkent niet dat zich incidenten hebben voorgedaan, maar stelt dat
die voortkomen uit zijn frustratie over het feit dat zijn v.i.-datum niet werd gerespecteerd. De beroepscommissie constateert dat de v.i. van klager is herroepen, zodat de datum die hem voor ogen stond niet meer geldt. Nog daargelaten dat onenigheid
over een vermeende v.i.-datum geen rechtvaardiging kan zijn voor de gerapporteerde en niet ontkende incidenten kunnen die incidenten in verband met de vereiste orde en veiligheid niet worden getolereerd in de inrichting.

Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris in redelijkheid – conform het selectieadvies – kunnen stellen dat een langer verblijf van klager in de locatie Zoetermeer onwenselijk was en gehoor kunnen geven aan het verzoek van de directeur
van
voornoemde inrichting tot terugplaatsing in de BPG van de p.i. Vught. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt. Hetgeen overigens door klager in beroep naar voren is gebracht acht de beroepscommissie onvoldoende zwaarwegend om thans tot een ander oordeel te kunnen leiden. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 4 oktober 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven