Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/3265/GV, 30 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/3265/GV

betreft: [klager] datum: 30 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H.D. van Onna, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 september 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken. De beroepscommissie heeft met toepassing van artikel 18a van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, een uittreksel Justitiële Documentatie van klager opgevraagd bij de Justitiële Informatiedienst.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers partner is zwanger en zal op 5 oktober 2016 een keizersnede ondergaan. Als gevolg van ernstige veiligheidsrisico’s is klagers partner enige maanden geleden onder begeleiding verhuisd van
Oss naar een veiligheidsadres. De veiligheidsrisico’s zijn ontstaan nadat onder meer de woning van klagers partner is beschoten en zij twee keer op straat is aangevallen. Op de huidige locatie heeft klagers partner geen sociaal netwerk en de familie
woont evenmin in de buurt. Het is haar niet toegestaan zonder overleg of toestemming terug te keren naar Oss. Op het moment van de keizersnede staat ze er alleen voor. Dat is niet alleen problematisch in verband met de bevalling zelf, maar ook in
verband met de zorg die zij heeft voor de andere kinderen en de huishoudelijke taken. Het is evident dat zij rondom haar bevalling niet voor zichzelf en de kinderen kan zorgen. Om die reden is het absoluut noodzakelijk dat klager tijdens deze periode
ter ondersteuning aanwezig is. Het gaat hier om zodanige bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer dat een verzoek tot strafonderbreking op zijn plaats is. Bij het gerechtshof is verzocht klager in staat te stellen bij de bevalling van
zijn kind aanwezig te zijn en ook enige tijd daarna. Veiligheidshalve wenst klager het beroep tevens bij de beroepscommissie neer te leggen.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. In de memorie van toelichting op de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) staat onder 2. dat strafonderbreking slechts openstaat voor veroordeelde
gedetineerden. Nu er nog sprake is van een openstaande strafzaak voldoet klager niet aan de voorwaarden voor strafonderbreking als vermeld in artikel 34 van de Regeling en komt daarvoor niet in aanmerking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Zwolle heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, gelet op de adviezen die daaromtrent zijn uitgebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking, maar heeft positief geadviseerd tot het bijwonen van de bevalling onder begeleiding.
De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 1, aanhef en onder q, van
de Regeling wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf.

Klager is door het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren, met aftrek, wegens poging tot doodslag. Klager is in cassatie gegaan tegen deze veroordeling. Uit de toelichting op de Regeling volgt dat
strafonderbreking slechts openstaat voor veroordeelde gedetineerden. Nu er nog sprake is van een openstaande strafzaak en derhalve de einddatum van zijn detentie niet vaststaat, voldoet klager niet aan de voorwaarden voor strafonderbreking als vermeld
in artikel 34 juncto artikel 1, aanhef en onder q, van de Regeling en komt derhalve daarvoor niet in aanmerking. Indien het ten behoeve van een voorlopig gehechte gedetineerde nodig wordt geacht de vrijheidsbeneming te onderbreken, kan gebruik worden
gemaakt van de schorsing van de voorlopige hechtenis zoals geregeld in artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 30 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven