Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2471/GV, 9 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2471/GV

betreft: [klager] datum: 9 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 november 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 15 november 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Klager wil graag zijn moeder en zusje bezoeken. Tevens wil hij werken aan zijn terugkeer in de maatschappij. Hij is veranderd en wil graag dat hem een kans geboden wordt.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is sedert 1994 meermalen (sedert zijn jeugd) in aanraking met Justitie gekomen. Hij is thans veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar.
Klagers gedrag in detentie laat te wensen over; hij is tweemaal disciplinair gestraft en wegens zijn gedrag overgeplaatst. In juni 2000 is hij niet tijdig teruggekeerd van een verleend verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting Veenhuizen heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket te Groningen heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen het verlenen van verlof vanwege de kans op ongewenste confrontatie met slachtoffers.
De wijkpolitie district Feijnenoord-Ridderster te Rotterdam heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens het plegen van delicten strafbaar gesteld in de artikelen 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op ofomstreeks 22 november 2003. Aansluitend dient hij eventueel een subsidiaire hechtenis van vier dagen en één dag gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Uit het Uittreksel Justitieel Documentatieregister komt naar voren dat klager zich sedert 1994, op jeugdige leeftijd, schuldig heeft gemaakt aan diverse (gewelds-)delicten en snel recidiveert. Klager heeft zich binnen de inrichtingdermate opgesteld dat dit tot disciplinaire straffen en een overplaatsing heeft geleid. Voorts heeft hij zich eenmaal niet tijdig gemeld na een verleend verlof.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden forse contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister nietin strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr.733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 9 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven