Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2175/GM, 27 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:27-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2175/GM

betreft: [klager] datum: 27 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W.E.R. Geurts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 20 juni 2016 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 14 september 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts, gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Vught heeft schriftelijk laten weten
verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 juni 2016, betreft de door de inrichtingsarts verleende zorg met betrekking tot klagers rugklachten en de omstandigheid dat klager te lang heeft moeten wachten op
een second opinion in verband met een hersentumor.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Door en namens klager is het volgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd. Anders dan in het bemiddelingsverslag van de medisch adviseur is vermeld, heeft klager zich reeds in februari 2015 met rugklachten bij de medische dienst gemeld. Klager heeft
verschillende keren melding gemaakt van de rugklachten, vooral na afloop van fysiotherapie. Ook heeft klager gezegd dat hij uitstraling naar zijn linkerbeen voelde. Dit werd afgedaan als stress. Ook aan de fysiotherapeut heeft klager gezegd dat hij
pijn
in zijn onderrug blijft houden. De klachten werden pas in september 2015 serieus genomen. Al die tijd is er niets gebeurd. In oktober 2015 is klager overgeplaatst naar een andere unit. De medische dienst van die unit zag de ernst van de klachten in.
Op
1 december 2015 bleek uit de uitslag van een MRI-scan dat sprake was van een hernia. Klager is geopereerd aan de hernia, maar helaas is de operatie niet geslaagd.
Omdat de inrichtingsarts zich afvroeg of klagers rugklachten misschien samenhingen met zijn hersentumor wilde klager een second opinion met betrekking tot de hersentumor. Klager heeft hier in november 2015 om verzocht. Klager vond het heftig dat hij
een
tumor had en twijfelde aan de diagnose. Omdat hij al onder behandeling stond in het Jeroen Bosch Ziekenhuis wilde hij de second opinion van een arts verbonden aan een ander ziekenhuis. Klager heeft verschillende MRI-scans gehad waaruit bleek dat de
situatie ten opzichte van de MRI-uitslag in mei 2014 ongewijzigd is gebleven.

De inrichtingsarts heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de medisch adviseur, niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat uit het medisch dossier volgt dat klager zich in februari 2015 bij de medische dienst heeft gemeld met rugklachten. Op 28 september 2015 heeft klager zich wederom met rugklachten bij de medische dienst gemeld. Klager
is
hiervoor behandeld met pijnstillers en is doorverwezen naar de fysiotherapeut. Op 2 oktober 2015 is klager doorverwezen naar de neuroloog. Op 1 december 2015 kwam de uitslag van de MRI-scan binnen en bleek dat sprake was van een hernia. Anders dan
klager stelt blijkt niet uit het medisch dossier dat klager zich in de periode februari - september 2015 (frequent) tot de medische dienst heeft gewend met rugklachten. Bovendien is het juist verstandig het natuurlijke verloop van een hernia even af te
wachten, aangezien een hernia vaak vanzelf weer overgaat. De beroepscommissie is dan ook van oordeel dat het handelen van de medische dienst niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm.

Voor wat betreft de aangevraagde second opinion ten aanzien van de (goedaardige) hersentumor, blijkt uit het medisch dossier dat de medische dienst een afspraak heeft geprobeerd te maken in het Sint Elisabeth Ziekenhuis in Tilburg. Toen bleek
dat voor patiënten buiten de regio sprake was van een wachttijd van drie tot vier maanden, is een afspraak geprobeerd in te plannen bij het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch. Een second opinion werd niet zinvol geacht en een controleafspraak stond
reeds ingepland in april 2016. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden niet aan de medische dienst te wijten zijn en het handelen van de medische dienst dan ook niet kan worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm
neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, J.G.J. de Boer en dr. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 27 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven