nummers: 16/1550/TA, 16/1552/TA, 16/1553/TA en 16/1555/TA
betreft: [klager] datum: 30 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen vier uitspraken van 7 april 2016 van de beklagcommissie bij FPC Veldzicht te Balkbrug, verder te noemen de inrichting,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 15 juli 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is gehoord namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], bestuurssecretaris en juridisch medewerker bij de inrichting.
Klagers raadsman, mr. N.A. Heidanus, heeft op 12 juli 2016 bericht dat klager als gevolg van rugpijn niet in staat is de zitting van de beroepscommissie bij te wonen en heeft daarom verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. De raadsman
zelf is evenmin ter zitting verschenen.
De beroepscommissie heeft ter zitting het verzoek van de raadsman om aanhouding afgewezen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt en klager en zijn raadsman zijn in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren. Op 8 augustus
2016 zijn de reacties van klager en zijn raadsman op het verslag ontvangen. Deze reacties zijn ter kennisneming doorgezonden naar het hoofd van de inrichting.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beslissing van 11 juni 2015 tot opschorting van klagers transmuraal verlof (VE 2015-135);
b. de aan klager nadien opgelegde beperkingen (VE 2015-146);
c. het niet ontvangen van een afstandsverklaring betreffende zijn motor (VE 2015-149);
d. het niet aan klager uitbetalen van ziektegeld, terwijl klager niet kon werken vanwege rugpijn (VE 2015-145).
De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b. en d. ongegrond verklaard en heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder c. op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager zijn in beroep de tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: door en namens klager is verwezen naar de standpunten zoals vermeld in het verslag van rogatoir horen van 25 november 2015. Deze standpunten zijn in beroep als volgt nader aangevuld. De incidenten die hebben geleid
tot opschorting van klagers transmuraal verlof berusten op misverstanden en onduidelijke communicatie. Als gevolg van de naderende sluiting van Veldzicht en het grote verloop van personeel is intern niet goed gecommuniceerd over uiteenlopende
afspraken,
waaronder het mogen aanschaffen van een motor, waardoor ruis is ontstaan. De maatregelen die de inrichting tegen klager heeft genomen, hebben inmiddels een onevenredig zware uitwerking. Tot op heden is er niets of onvoldoende ten goede gewijzigd.
Ten aanzien van het beklag onder b: klager mocht alleen in de personeelskamer bellen met zijn advocaat. Het is meerdere keren voorgekomen dat het personeel in de personeelskamer aanwezig bleef, terwijl klager met zijn advocaat belde. Het personeel kon
zo horen wat er werd gezegd. Sinds oktober 2014 verbleef klager buiten de inrichting en mocht hij bellen met wie hij wilde, zonder dat deze contacten werden gescreend. Om die reden was er na klagers terugplaatsing in de inrichting geen lijst met
gescreende contacten beschikbaar met als gevolg dat klager niet met zijn familieleden heeft kunnen bellen.
Ten aanzien van het beklag onder c: klager had een ‘plan motorrijden’ ingediend en dit plan is door zijn voormalige behandelteam goedgekeurd. De leasekosten van de motor en de aanschafkosten van de motorkleding zouden door het bedrijf van klagers vader
worden betaald. Het adres van het bedrijf van klagers vader stond op de factuur. Bij het op naam stellen van de motor kwam evenwel ook het adres van Veldzicht naar voren. De dag nadat klager was teruggeplaatst in Veldzicht zou het bedrijf van klagers
vader het motorbedrijf betalen. Door het onverhoopte overlijden van klagers vader is dit evenwel niet gebeurd. De inrichting heeft vervolgens besloten dat de motor en motorkleding terug moesten naar het motorbedrijf. In eerste instantie wilde het
motorbedrijf de motor en motorkleding niet terugnemen, maar uiteindelijk heeft het motorbedrijf dit alsnog, tegen finale kwijting, gedaan. Het vrijwaringsbewijs zou klager ontvangen via het behandelteam, maar dit is nooit gebeurd. Mede als gevolg
hiervan heeft klager verschillende boetes gekregen, onder ander wegens het niet verzekeren van de motor en niet betalen van motorrijtuigbelasting.
Ten aanzien van het beklag onder d: klager heeft al jaren last van een versleten rug waardoor hij niet volledig kan werken. Als klager spanningen ondervindt, neemt de pijn toe en is het voor hem geheel onmogelijk te werken. Klager heeft zich in
Veldzicht (elke maandag opnieuw) ziek gemeld bij de staf en medische dienst. Ook heeft hij tijdens de intake voor de arbeid melding gemaakt van zijn rugletsel. In de Oostvaarderskliniek, waar klager thans verblijft, is hij vanwege zijn rugletsel
langdurig ziek gemeld.
Namens het hoofd van de inrichting zijn in beroep de tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunten als volgt toegelicht.
Ten aanzien van het beklag onder a: uit navraag bij het hoofd behandeling is naar voren gekomen dat klager geen toestemming had voor het aanschaffen van een motor en motorkleding. Zijn transmuraal verlof is opgeschort omdat hij zich niet betrouwbaar en
niet transparant had opgesteld, waardoor veel onduidelijkheden bestonden. In een brief die op 23 juni 2015 door klager is opgesteld heeft klager toegegeven dat hij meer openheid had moeten betrachten.
Ten aanzien van het beklag onder b: de beperkingen zijn vrijwel meteen nadat duidelijk was geworden dat klager een relatie had opgelegd. De belbeperkingen hielden in dat werd meegeluisterd met telefoongesprekken die klager voerde met gescreende
contacten. Indien klager met zijn advocaat wilde bellen, werd de verbinding tot stand gebracht door het personeel. Nadat door het personeel de identiteit van de advocaat was vastgesteld, werd geen toezicht meer uitgeoefend op de gesprekken met de
advocaat. Bellen naar niet-gescreende contacten is op grond van de huisregels niet toegestaan en klager mocht dit dan ook niet. De bezoekbeperking hield in dat zijn bezoek onder toezicht moest plaatsvinden. Klager is niet geweigerd bezoek te ontvangen.
Voorts werd klager begeleid door het personeel als hij zich buiten de afdeling begaf.
Ten aanzien van het beklag onder c: Veldzicht is niet betrokken geweest bij de aankoop van de motor en motorkleding en heeft dus ook niets te maken met het al dan niet ontvangen door klager van een afstandsverklaring of vrijwaringsbewijs betreffende
die
motor. Klager moet hiervoor bij de leverancier van de motor en motorkleding zijn. De leverancier is op enig moment naar de inrichting gekomen en heeft de motor en de motorkleding die door klager waren aangeschaft (maar niet betaald) weer meegenomen. De
leverancier heeft afgezien van het doen van aangifte tegen klager.
Ten aanzien van het beklag onder d: nadat klager was teruggeplaatst in de inrichting heeft hij enige tijd niet de mogelijkheid gehad te werken, omdat er nog een intake voor de arbeid moest plaatsvinden. Toen hij wel de mogelijkheid had te werken, heeft
hij die niet benut. Hij heeft zich niet conform de interne regeling ziek gemeld bij de arbeidstherapie. Hij heeft alleen gezegd dat hij rugpijn had en daarom niet goed kon werken. Tegen hem is gezegd dat in samenspraak met hem zou worden gezocht naar
passende arbeid. Klager heeft vervolgens de boot afgehouden, zodat niet kon worden bezien of er alternatieve arbeid voor hem was. Klager heeft zich evenmin bij de medische dienst gemeld met zijn rugklachten. Hij is niet ongeschikt bevonden voor het
verrichten van werkzaamheden. Tijdens zijn transmuraal verlof heeft klager werkzaamheden verricht bij een repair-café. Gelet op het vorenstaande kwam klager geen ziektegeld toe.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is aannemelijk geworden dat klager niet voorafgaande aan het aanschaffen van de motor op 3 juni
2015
zijn toenmalige behandelteam hiervan op de hoogte had gesteld, hetgeen, ook als hem toestemming voor de aanschaf zou zijn gegeven, in het kader van het betrachten van transparantie wel in de rede had gelegen.
Uit de door de inrichting opgestelde ‘melding bijzonder voorval’ blijkt voorts dat op 11 juni 2015 medewerkers van het motorbedrijf waar klager de motor en motorkleding had aangeschaft naar de inrichting zijn gekomen en hebben gemeld dat klager de door
hem aangeschafte motor en motorkleding (nog) niet had betaald, dat klager aan het motorbedrijf onjuiste mededelingen had gedaan over de staat waarin de door hem aangeschafte motorkleding verkeerde, alsmede dat er onduidelijkheden bestonden over klagers
(factuur)adres(sen). De genoemde medewerkers hebben de inrichting voorts meegedeeld dat het motorbedrijf hiervan melding had gemaakt bij de politie.
Nu de inrichting zich op 11 juni 2015 geconfronteerd zag met vele onduidelijkheden over de aanschaf en (wijze van) financiering van een motor en motorkleding door klager, die onduidelijkheden mede het gevolg waren van het niet voldoende betrachten van
transparantie door klager – zodat de inrichting er in redelijkheid aan kon twijfelen of klager nog voldoende te vertrouwen was – en was gebleken dat het motorbedrijf van het incident melding had gemaakt bij de politie, is de beroepscommissie van
oordeel
dat het hoofd van de inrichting op 11 juni 2015 in redelijkheid heeft kunnen beslissen het transmuraal verlof van klager op te schorten, in ieder geval totdat meer duidelijkheid was verkregen omtrent een en ander. Gelet hierop zal de beroepscommissie
het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden bevestigen.
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. Namens het hoofd van de inrichting is ter zitting meegedeeld dat vrijwel meteen nadat duidelijk was geworden dat klager een relatie had aan klager
beperkingen – begeleid bellen, begeleid bezoek ontvangen en begeleiding door de kliniek – zijn opgelegd. Uit het verweerschrift van de inrichting van 22 september 2015 blijkt dat de inrichting op 15 juni 2015 wetenschap heeft gekregen van klagers
relatie. Daarmee staat vast dat de beperkingen op of zeer kort na 15 juni 2015 aan klager zijn opgelegd. Klagers klaagschrift dateert van 11 juli 2015 en is op 17 juli 2015 ingekomen bij de beklagcommissie. Gezien het vorenstaande heeft klager zijn
klaagschrift buiten de beklagtermijn van artikel 58, vijfde lid, Bvt ingediend. Nu voorts niet is gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat klager niet in verzuim is geweest, zal de beroepscommissie
de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn beklag.
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder c. en d. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot andere beslissingen kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en
de uitspraken van de beklagcommissie zullen worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a., c. en d. ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie; met wijziging van de gronden ten aanzien van het beklag onder a..
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie gegeven op het beklag onder b. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in dit beklag.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 augustus 2016.
secretaris voorzitter