Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1064/TA, 23 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Urinecontrole  v

Uitspraak

nummer: 16/1064/TA

betreft: [klager] datum: 23 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Levy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 maart 2016 van de beklagcommissie bij FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen, verder te noemen de inrichting, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 juni 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord, namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...] en [...], beiden juridisch medewerker bij de inrichting.
Klagers raadsvrouw, mr. M.C. Levy, heeft op 30 mei 2016 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen en verzocht om aanhouding van de behandeling van het beroep. Op de dag van de zitting heeft de raadsvrouw laten weten dat klager onlangs
aan een hernia is geopereerd en daardoor niet op transport kan. Om die reden is nogmaals om aanhouding van de behandeling van het beroep gevraagd. De beroepscommissie heeft ter zitting het verzoek van de raadsvrouw om aanhouding van de behandeling van
het beroep afgewezen. Van het verhandelde ter zitting is een verslag opgemaakt en klager en zijn raadsvrouw zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

Op 21 juni 2016 is namens het hoofd van de inrichting meegedeeld dat waar in het verslag is vermeld “van 1 november tot 4 november 2015” moet staan “van 4 november tot 11 november 2015”.

Op 4 juli 2016 is een reactie op het verslag van de raadsvrouw ontvangen. In deze reactie heeft de raadsvrouw de beroepscommissie verzocht de inrichting ertoe te bewegen een medicatielijst over het jaar 2015 te overleggen. De reactie van de raadsvrouw
is doorgestuurd naar het hoofd van de inrichting, die in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. Op 14 juli 2016 is namens het hoofd van de inrichting een nadere schriftelijke reactie gegeven. Aan deze reactie was gehecht, zoals door de
raadsvrouw
verzocht, de medicatielijst over het jaar 2015. Deze reactie en de medicatielijst zijn op 14 juli 2016 doorgestuurd naar klager en zijn raadsvrouw. Op
18 juli 2016 is de raadsvrouw in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van zeven dagen te reageren op de toegestuurde stukken. Van deze gelegenheid is binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het niet correct uitvoeren van een urinecontrole op 23 juni 2015.

De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard, onder toekenning van een tegemoetkoming van € 5,=, en het beklag inhoudelijk ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager betwist dat hij cocaïne heeft gebruikt in de periode voorafgaand aan de urinecontrole van 23 juni 2015. Ingevolge artikel 3, zevende lid,
Regeling urineonderzoek verpleegden (hierna: de Regeling) dient het aanvraagformulier voor een urinecontrole in ieder geval een opgave van gegevens over medicatiegebruik en relevante pathologie te bevatten. Op het aanvraagformulier voor de
urinecontrole
van 23 juni 2015 is niet klagers relevante pathologie en zijn medicatiegebruik opgenomen. Om deze reden heeft de beklagcommissie het beklag formeel gegrond verklaard. Het beklag dient evenwel ook inhoudelijk gegrond te worden verklaard, omdat een
(juiste) vermelding van klagers medicatiegebruik en relevante pathologie op het aanvraagformulier invloed zou kunnen hebben gehad op de uitslag van de urinecontrole. Klager stelt dat hij ten tijde van de urinecontrole Temazepam gebruikte. De inrichting
heeft in haar aanvullende brief van
23 december 2015 meegedeeld dat klager enkel vanaf 7 augustus 2015 Temazepam gebruikte, maar in beroep is nu aangevoerd dat klager ook al eerder Temazepam gebruikte. De informatie in de aanvullende brief van 23 december 2015 blijkt dus onjuist te zijn.
Voorts is gebleken dat klager ten tijde van de urinecontrole medicatie ter bestrijding van de pijn als gevolg van zijn dubbele hernia gebruikte. Nu in de onderzoeksresultaten geen rekening is gehouden met klagers medicatiegebruik ten tijde van de
urinecontrole, valt een vals positieve uitslag van de urinecontrole niet uit te sluiten. Overigens wordt met de mededeling dat klager bij een urinecontrole in december 2015 positief heeft gescoord, geïnsinueerd dat de uitslag van de urinecontrole van
23
juni 2015 ook wel correct zal zijn geweest. Dit is een onjuiste conclusie. Bovendien is klager er in december 2015 voor uitgekomen dat hij cocaïne heeft gebruikt en dat doet hij ten aanzien van de urinecontrole van 23 juni 2015 uitdrukkelijk niet.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit de door de juridisch medeweker bij de medische dienst ingewonnen inlichtingen blijkt dat in de periode voorafgaande aan de
urinecontrole van 23 juni 2015 aan klager was voorgeschreven: maagzuurremmers, ibuprofen en “stoppen met roken”-medicatie. Deze medicatie kon hij innemen indien hij dat zelf nodig achtte. Uit navraag bij het laboratorium is naar voren gekomen dat de
drie bovengenoemde medicamenten geen vals positieve score op cocaïne kunnen veroorzaken. Voorts blijkt uit de inlichtingen van de medische dienst alsmede uit de medicatielijst over het jaar 2015 dat klager Temazepam gebruikte:
- van 1 september tot 5 december 2014;
- van 10 april tot 20 april 2015;
- van 7 augustus tot 14 augustus 2015;
- van 4 november tot 11 november 2015.
Gezien het vorenstaande is het in beklag ingenomen standpunt van klager dat hij in week 47 van 2014 (de week van 17 tot en met 23 november 2014) Temazepam gebruikte, juist. Echter, er is geen sprake geweest van een voortdurend gebruik van Temazepam. In
de periode vlak voorafgaande aan de urinecontrole van 23 juni 2015 gebruikte klager in ieder geval geen Temazepam. Bovendien heeft inname van Temazepam een positieve score op benzodiazepine tot gevolg. Voorts komt uit de inlichtingen van de medische
dienst naar voren dat klager vanaf 29 september 2015 – dit is dus na de bestreden urinecontrole – fentamyl-pleisters is gaan gebruiken. Gelet hierop is dus niet aannemelijk dat de positieve score op cocaïne is veroorzaakt door het gebruik van bepaalde
toegestane medicatie. Bovendien heeft klager in december 2015 opnieuw positief gescoord op cocaïne. Hoewel hij eerst ontkende cocaïne te hebben gebruikt, heeft hij dit gebruik later toegegeven. Desgevraagd is namens het hoofd van de inrichting
meegedeeld dat sinds de uitspraak van de beklagcommissie op het aanvraagformulier voor urinecontroles “niet van toepassing” wordt ingevuld indien geen sprake is van medicatiegebruik of relevante pathologie.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager bij een op 23 juni 2015 bij hem uitgevoerde urinecontrole positief heeft gescoord op cocaïne (> 1000 ng/ml).
De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard, omdat op het aanvraagformulier voor de urinecontrole van 23 juni 2015, in strijd met het bepaalde in artikel 3, zevende lid, van de Regeling, de onderdelen “relevante pathologie” en
“relevante medicatie” blanco zijn gelaten. Dit oordeel staat vast en is in beroep niet meer aan de orde, aangezien hiertegen geen beroep is ingesteld. Nu het beroep alleen is gericht tegen de inhoudelijke ongegrondverklaring van het beklag, staat in
beroep enkel nog ter beoordeling of de (interpretatie van de) uitslag van de urinecontrole anders zou zijn uitgevallen, indien de onderdelen “relevante pathologie” en “relevante medicatie” op het aanvraagformulier voor de urinecontrole van 23 juni 2015
niet blanco zouden zijn gelaten.

Ten aanzien van het onderdeel “relevante pathologie” overweegt de beroepscommissie het volgende. Niet gebleken is dat klager ten tijde van de uitvoering van de urinecontrole op 23 juni 2015 een lichamelijke aandoening had die de uitslag van de
urinecontrole zou kunnen beïnvloeden, zoals een gestoorde lever- of nierfunctie. Een dubbele hernia is niet een dergelijke aandoening. Dit betekent dat indien de inrichting op het aanvraagformulier voor de urinecontrole van 23 juni 2015 het onderdeel
“relevante pathologie” niet blanco zou hebben gelaten, bij dat onderdeel zou zijn ingevuld ‘niet van toepassing’ of woorden van gelijke strekking. Een dergelijke vermelding op het aanvraagformulier zou niet tot een andere (interpretatie van de) uitslag
van de urinecontrole hebben geleid.

Ten aanzien van het onderdeel “relevante medicatie” overweegt de beroepscommissie het volgende. Uit hetgeen namens het hoofd van de inrichting ter zitting is toegelicht volgt dat klager voorafgaande aan de bestreden urinecontrole de volgende medicatie
zou kunnen hebben ingenomen: maagzuurremmers, ibuprofen en/of ‘stoppen met roken’-medicatie. Ter zitting is namens het hoofd van de inrichting meegedeeld dat uit navraag bij het laboratorium is gebleken dat deze drie medicamenten geen vals positieve
score op cocaïne kunnen veroorzaken. Deze mededeling is door of namens klager niet weersproken zodat de beroepscommissie uitgaat van de juistheid hiervan. Gezien het vorenstaande is aannemelijk dat de (interpretatie van de) uitslag van de urinecontrole
niet anders zou zijn uitgevallen, indien op het aanvraagformulier voor de urinecontrole van 23 juni 2015 de drie bovengenoemde medicamenten zouden zijn vermeld.

Voorts is in geschil of klager omstreeks 23 juni 2015 Temazepam gebruikte. Klager stelt dat hij in die periode Temazepam gebruikte. Uit de gedetailleerde toelichting die namens het hoofd van de inrichting ter zitting is gegeven – welke toelichting
overigens, anders dan namens klager is aangevoerd, niet strijdig is met de informatie die is gegeven in de aanvullende brief van 23 december 2015, maar eerder voortborduurt daarop – in combinatie met de overgelegde medicatielijst over het jaar 2015
blijkt daarentegen dat klager in het tijdsbestek van september 2014 tot en met november 2015 gedurende vier periodes Temazepam heeft gebruikt, maar dat in de periode van 21 april 2015 tot 7 augustus 2015 geen sprake is geweest van gebruik van
Temazepam.
Temazepam is een zogenaamde benzodiazepine. Benzodiazepinen zijn traceerbaar in de urine. De urine die klager op 23 juni 2015 heeft afgestaan is, zo blijkt uit het aanvraagformulier, ook onderzocht op benzodiazepinen, maar uit de uitslag van die
urinecontrole blijkt dat er geen benzodiazepinen in zijn urine zijn aangetroffen. Het vorenstaande bezien in samenhang met de reactie van de inrichting leidt ertoe dat de beroepscommissie niet aannemelijk acht dat klager omstreeks 23 juni 2015
Temazepam
heeft gebruikt, zodat deze medicatie niet op het aanvraagformulier diende te worden vermeld.

Gezien het vorenstaande acht de beroepscommissie niet aannemelijk dat de (interpretatie van de) uitslag van de urinecontrole anders zou zijn uitgevallen, indien de onderdelen “relevante pathologie” en “relevante medicatie” op het aanvraagformulier niet
blanco zouden zijn gelaten. De beroepscommissie zal derhalve het beroep ongegrond verklaren en de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, bevestigen met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. R.M. Maanicus, voorzitter, mr. C.F. Korvinus en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 23 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven