Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2305/SGA, 8 juli 2016, schorsing
Uitspraakdatum:08-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/2305/SGA
Betreft : [klager] datum: 8 juli 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. W.M. Oosthoek, namens

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 4 juli 2016, inhoudende dat verzoeker wordt verplicht tot het
ondergaan van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 46d, aanhef en onder a, van de Pbw (dwangmedicatie) voor de duur van drie maanden, ingaande op 7 juli 2016 om 12.00 uur en eindigende op 7 oktober 2016 om 12.00 uur.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 7 juli 2016. Het verzoekschrift is tevens aangemerkt als beroepschrift.

1. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.
Volgens vaste rechtspraak van de beroepscommissie moet, bij toepassing van dwangmedicatie, de directeur bij het verstrekken van inlichtingen in het kader van de behandeling van een schorsingsverzoek en het beroep ook (een uittreksel met daarin de
relevante delen van) het behandelplan overleggen. Dat uittreksel is in het kader van dit verzoek niet door de directeur overgelegd terwijl door hem ook niet is aangevoerd dat verzoeker geen toestemming zou hebben gegeven dat (uittreksel van het)
behandelplan aan de voorzitter ter kennis te geven. Nu dat behandelplan niet is overgelegd, is niet voldaan aan de formele vereisten die door de beroepscommissie aan de procedure zijn gesteld. Gelet daarop komt het verzoek voor toewijzing in aanmerking
en moet de (verdere) tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing met onmiddellijke ingang tot het moment dat de beroepscommissie op het onderliggende beroep zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A. van Waarden, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 8 juli 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven