Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2087/JA, 6 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2087/JA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 3 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 september 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Heuvelrug, locatie Eikenstein, te Zeist,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 november 2002, gehouden in bovengemelde locatie, zijn gehoord klager en de heer [...], sectorhoofd bij de locatie voornoemd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het hanteren van het dagdienstrooster in week 30 en 31, waardoor klager na 17.00 uur uitgesloten is van verblijf in de groep.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Gedurende ongeveer anderhalve week werden de jeugdigen in plaats van om 21.00 uur à 21.30 uur reeds om 17.00 uur ingesloten. Door het verblijf in de inrichting is hij toch al beperkt in zijn vrijheid; daaraan doet een tv op zijnkamer weinig af. Er waren in die periode wel groepsleiders beschikbaar, maar die moesten worden ingewerkt en mochten niet alleen op de groep. Op de beklagzitting is beterschap beloofd, maar toch is het nog twee of drie gebeurd dathij zo vroeg naar zijn kamer moest. De laatste tijd komt het niet meer voor. De wet voorziet in een verblijf van ten minste twaalf uur verblijf in de groep.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De inrichting is in week 30 en 31 noodgedwongen overgegaan tot het draaien van dagdiensten in klagers groep wegens een griepepidemie en interne personeelswisselingen. De bezetting is in de vakantieperiode toch al krap, maar de griepen niet in te trekken, toegezegde vakanties van de van groep wisselende groepsleiders maakten verblijf van de jeugdigen gedurende het wettelijk voorgeschreven aantal uren in de groep onmogelijk. Er moet veel aan de hand zijn voordatwordt overgegaan tot een interne wisseling van groepsleiders. Vóór de wisseling waren de vakanties goed gepland. Ook de inrichting heeft liever niet dat de jeugdigen met een tv op hun kamer zitten in plaats van in de groep. Deaanwezigheid van nieuwe, in te werken groepsleiders heeft geen invloed op het programma gehad, daar deze altijd boventallig zijn. Bij uitzondering komt het draaien van een dagdienst voor ingeval van een cursus voor de groepsleiders.De inrichting is goed op formatie, wat niet betekent dat de reserves onuitputtelijk zijn. In de onderhavige situatie is wegens de geringere daaraan klevende risico's ervoor gekozen de pijn tot klagers groep te beperken en niet overmeer groepen te verdelen. Het samenvoegen van groepen is mogelijk, maar heeft kostbare, personele gevolgen.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 22 Bjj verblijven jeugdigen in groepen en nemen deel aan gemeenschappelijke activiteiten gedurende ten minste twaalf uren in de week en ten minste acht en een half uren per dag gedurende het weekeinde.
Vast is komen staan dat in de weken 30 en 31 voor klagers groep gedurende negen dagen dagdienstroosters zijn toegepast, waardoor klager (evenals zijn groepsgenoten) om 17.00 uur is ingesloten in zijn kamer. Aannemelijk is gewordendat het in de periode voorafgaand aan het nemen van de bestreden beslissing op grond van interne omstandigheden noodzakelijk is geweest personeelsleden van groep te doen wisselen, waardoor reeds toegezegd verlof van personeel vanklagers groep voor een deel samenviel. Voorts heerste in die periode een griepepidemie onder het personeel. Gebleken is dat de duur van de bestreden beslissing is beperkt tot de eerder genoemde periode, alsmede tot klagers groep tervoorkoming van onrust bij andere groepen. Nadien is het nauwelijks meer voorgekomen dat klager gedurende minder uren dan bepaald in artikel 22 Bjj in de groep heeft verbleven. Voorts is niet gebleken dat een (structureel)personeelstekort ten grondslag heeft gelegen aan de bestreden beslissing.
Op grond van het vorenstaande komt de beroepscommissie tot het oordeel dat in casu sprake is geweest van een voornamelijk onvoorzienbare en bijzondere samenloop van omstandigheden. De beslissing tot het hanteren vandagdienstroosters in week 30 en 31 moet onder voornoemde omstandigheden bij afweging van alle in aanmerking komende belangen in dit geval niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Daarbij neemt de beroepscommissie tevens inaanmerking dat de directeur ter verzachting van de bestreden beslissing klager een televisie op kamer ter beschikking heeft gesteld. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. D.A. Flinterman en prof.dr. N.W. Slot, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op6 januari 2003.

secretaris voorzitter

Naar boven