Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2860/GV, 15 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2860/GV

betreft: [klager] datum: 15 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.C. Schouten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 12 augustus 2016 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager verzoekt om strafonderbreking omdat er sprake is van bijzondere omstandigheden in de persoonlijke levenssfeer. De geestelijke gesteldheid van klagers partner is dermate verslechterd dat zij in
behandeling is bij de GGz Breburg te Breda. Het is ter bevordering van de behandeling van belang dat de behandelaars in contact kunnen komen met een (directe) naaste die meer informatie kan geven omtrent de mogelijke oorzaken met betrekking tot het
ontstaan van de psychische problematiek. Ter bevordering van het slagingspercentage en ter voorkoming van een terugval is het noodzakelijk dat klager gedurende de behandeling zijn partner kan ondersteunen. Als iemand in een psychose belandt vormen
familie en vrienden het eerste vangnet. Het is noodzakelijk en steeds vaker gebruikelijk dat de behandelaar de naaste familie betrekt bij de behandeling. Voor mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid is het van groot belang dat ze steun en
vertrouwen
uit hun nabije omgeving blijven ervaren. Klagers partner heeft een zeer beperkte sociale kring en geen kinderen waar zij zich op kan beroepen. Zij is dan ook overgelaten aan de ondersteuning door klager. Naast de emotionele ondersteuning neemt klager
ook de verzorging op zich.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Klagers partner is sinds enkele weken in behandeling bij de GGz in verband met psychische
klachten welke haar beperken in haar dagelijks functioneren. Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie. De GGz stemt het behandelplan af op de zorgbehoefte van klagers partner. De behandeld arts heeft geen signalen afgegeven dat de
aanwezigheid van klager absoluut noodzakelijk is voor het uitvoeren van het behandelplan, dan wel om een levensbedreigende situatie te voorkomen.

De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking gelet op het advies van de medisch adviseur.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens medeplichtigheid aan een poging tot moord. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 17 juli 2018.

Klager heeft verzocht om strafonderbreking voor de duur van vier weken ter ondersteuning en verzorging van zijn partner die in psychische nood zou verkeren en (ambulant) in behandeling is bij de GGz.

Ingevolge artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van
verlof. Op grond van artikel 36 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor onder meer de verzorging van een ernstig zieke levenspartner en voor de gevallen bedoeld in de artikelen 23 en 24. Het bepaalde in artikel 22, eerste en tweede
lid, is van overeenkomstige toepassing. In artikel 23 van de Regeling is bepaald dat incidenteel verlof kan worden verleend voor een bezoek aan onder meer een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende levenspartner.

De medisch adviseur acht in haar advies van 22 juli 2016 een strafonderbreking medisch niet geïndiceerd. Ook uit de overige overgelegde stukken, waaronder een informatiebrochure van GGz Breburg over het team Vroege Interventie Psychose, is niet
gebleken
van een noodzaak voor strafonderbreking. Wel komt uit deze stukken naar voren dat een partner betrokken kan worden bij de behandeling, bijvoorbeeld door middel van familiegesprekken. Hoe begrijpelijk de wens van klager ook is om hierbij betrokken te
zijn, vormt dit geen grond voor strafonderbreking. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S. Blankenspoor, secretaris, op 15 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven