Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2084/GA en 16/2116/GA, 15 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2084/GA en 16/2116/GA

betreft: [klager] datum: 15 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften, ingediend door mr. J.A.P.F. Hoens, namens

[...], verder te noemen klager, en

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Zwaag

gericht tegen een uitspraak van 15 juni 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i.

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman, mr. J.A.P.F. Hoens, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Zwaag. Hoewel klager, die zich inmiddels
in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van 14 dagen opsluiting in een strafcel, wegens fysieke agressie naar een personeelslid en het niet opvolgen van instructies van het personeel.

De beklagcommissie heeft het beklag gedeeltelijk gegrond en ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft zich niet zeer onbeschoft en dwingend tegenover de p.i.w.-er gedragen. Evenmin heeft klager een slaande beweging gemaakt richting het
personeelslid. Klager begrijpt niet waarom de directeur geen nader onderzoek naar het voorval heeft gedaan en in plaats daarvan is uitgegaan van het verhaal van de p.i.w.-er. Klager meent dat hij ten onrechte is gestraft voor iets wat hij niet heeft
gedaan. Onduidelijk is wat er precies is gezegd en waar klager het personeelslid zou hebben geslagen. De directeur had met een minder zware maatregel kunnen volstaan. Wel is klager het eens met het oordeel van de beklagcommissie dat hij één dag boven
het in de inrichting geldend beleid is gestraft. De directeur had zich aan het beleid moeten houden.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In het sanctiebeleid van de inrichting wordt gesproken van een disciplinaire straf van zeven tot veertien dagen. Volgens de beklagcommissie had
hier
tot en met veertien dagen moeten staan. De wettelijke grondslag voor de disciplinaire straf ligt in artikel 51 van de Pbw. Het maximum is bepaald op ten hoogste twee weken. Het sanctiebeleid is afgeleid van deze bepaling uit de Pbw. De maximale
straftermijn is dus niet overschreden. De beklagcommissie heeft pas een jaar na indiening van het beklag uitspraak gedaan. Ook dit strookt niet met het rechtszekerheidsbeginsel.
Na het incident heeft er hoor en wederhoor plaatsgevonden. Bij de beslissing heeft het fysieke geweld zwaar gewogen. Klager heeft een slaande beweging gemaakt en daarbij het personeelslid geraakt. Dit wordt zwaar bestraft. De directeur heeft contact
opgenomen met de Taalunie over deze kwestie. De Taalunie onderschrijft het standpunt van de directeur. Een vergelijking kan worden gemaakt met het alfabet dat van a tot z loopt. Daarmee wordt bedoeld van a tot z en niet van a tot y.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid onder a, in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte voor ten hoogste twee
weken indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die – onder andere – onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting.
Uit het schriftelijk verslag van 22 juni 2015 komt naar voren dat klager zich brutaal en onbeschoft heeft gedragen richting een p.i.w.-er en diens aanwijzing klagers cel in te gaan niet heeft opgevolgd. De betreffende p.i.w.-er heeft daarop de deur
gesloten, waarbij de gedetineerde naar binnen werd geduwd. Klager heeft hierbij een slaande beweging richting het gezicht van de p.i.w.-er gemaakt en hem hierbij ook geraakt. Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie
niet tot een andere beslissing dan die van de beklagcommissie leiden. De feiten zijn voldoende concreet in het verslag vermeld en van dien aard dat de directeur heeft kunnen besluiten aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep van
klager zal daarom ongegrond worden verklaard.

De directeur hanteert als sanctiebeleid dat voor fysiek geweld als hier aan de orde een disciplinaire straf kan worden opgelegd van zeven tot veertien dagen. In beroep heeft de directeur aangevoerd dat dit beleid zo moet worden uitgelegd dat ook
veertien dagen kan worden opgelegd en verwijst hierbij naar de opvatting van de Taalunie die hem hierin steunt. De beroepscommissie is van oordeel dat door in het sanctiebeleid ‘tot veertien dagen’ in plaats van ‘tot en met veertien dagen’ te vermelden
de directeur aanleiding geeft tot enige onduidelijkheid. Echter, mede gelet op het oordeel van de Taalunie slaagt het beroep van de directeur. Daar komt bij dat los van de betekenis die het woord ‘tot’ in relatie tot ‘tot en met’ in de Nederlandse taal
heeft, in onderhavige casus de zinsnede ‘tot veertien dagen’ in het sanctiebeleid moet worden gelezen in relatie tot de wettelijk maximale termijn voor een disciplinaire straf van ‘ten hoogste twee weken’. In die context moet worden aangenomen dat ‘tot
veertien dagen’ ook inhoudt dat veertien dagen kan worden opgelegd. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal met betrekking tot de duur van de opgelegde disciplinaire straf worden
vernietigd en het beklag zal op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover deze betrekking heeft op de duur van de disciplinaire straf en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 15 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven