Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1954/GA, 15 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:15-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1954/GA

betreft: [klager] datum: 15 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot-Alphen te Alphen aan den Rijn,

gericht tegen een uitspraak van 25 april 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 30 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsvrouw, mr. A.S.E. Evelo en [...], juridisch medewerker bij de p.i. Groot Alphen. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting
was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens opruiend gedrag.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Uit het opgemaakte schriftelijke verslag wordt goed duidelijk dat sprake was van een dreigende situatie. Klager heeft hierin een actieve en
negatieve rol gespeeld. Een grote groep gedetineerden bemoeide zich met een voorgenomen plaatsing van een medegedetineerde op de iso-afdeling. Hierbij vertoonde meerdere gedetineerden agressief gedrag en dreigden het personeel iets aan te doen op het
moment dat zij hiervoor ingesloten zouden worden. Het werd extreem onrustig, de gedetineerden vormde groepen en dit alles leek voor het personeel op een opstand uit te draaien. In het schriftelijke verslag is duidelijk opgenomen wat de exacte rol van
klager is geweest. Van zijn uitspraken is een opruiende werking uitgegaan. Hij heeft tegen medegedetineerden geroepen dat ze ingesloten zouden gaan worden, terwijl hierover nog geen beslissing was genomen. Hij heeft hiermee olie op het vuur gegooid.
Ook
heeft hij tegen het afdelingshoofd geschreeuwd dat hij ‘een verstandig besluit’ moest nemen. Het was duidelijk dat dit een besluit in het voordeel van de gedetineerden moest zijn. In de context geplaatst, gaat van een dergelijke opmerking een dreiging
uit.
Op de betreffende afdeling verblijven meer dan 40 gedetineerden. De dreiging vloeit ook voort uit de situatie, de mimiek en houding van een gedetineerde. Er was sprake van een grimmige sfeer op de afdeling. Het incident begon met de weigering van een
gedetineerde plaats te nemen in een meerpersoonscel. Dit was omstreeks 16.20 uur die dag. Om 16.45 uur vindt de reguliere insluiting van gedetineerden plaats.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft enkel gezegd dat het afdelingshoofd een verstandige keuze moet maken. Dit kan niet als opruiend worden aangemerkt. Klager wilde niet dat
hij de dupe zou worden van een andere gedetineerde. Er was geen sprake van een dreigende situatie, want er is geen alarm gemaakt. Na het incident verliep de insluiting rustig.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid in verbinding met artikel 50, eerste lid, kan de directeur een gedetineerde een disciplinaire straf opleggen indien de gedetineerde betrokken is bij feiten die – onder andere – onverenigbaar zijn met de orde of de
veiligheid in de inrichting. Aan klager is een disciplinaire straf opgelegd vanwege zijn betrokkenheid bij een incident op 18 december 2015. Volgens de directeur vertoonde klager opruiend gedrag tijdens een zeer dreigende situatie. Klager ontkent
opruiend te zijn geweest.

In het verslag is over de situatie op 18 december 2015 het volgende - voor zover hier van belang – opgenomen:
“Op bovenstaande datum en tijdstip weigerde gedetineerde [A] om op MPC te gaan (...). Betrokkene moest hierdoor op de isolatieafdeling geplaatst worden. Op een gegeven moment vroeg [klager] aan collega [...] of ze naar aanleiding van de komende iso
plaatsing achter de deur moesten. Collega [...] antwoordde hierop dat we dat even moesten afwachten. Er is dus niet gezegd dat ze ingesloten moesten worden. (...)
Op een gegeven moment kwam gedetineerde [B] naar de piw wacht en begon uit het niets op agressieve toon te schreeuwen dat hij niet achter de deur zal gaan voor de iso plaatsing. Betrokkene zei: “ik ga die hele kankerzooi slopen hier, maar ik ga niet
achter de deur”. Op dit moment was de gehele C-afdeling open en liepen er 25 gedetineerden rond op de C-afdeling. Dit voorval veroorzaakte een kettingreactie op meerdere gedetineerden, die zich ermee gingen bemoeien. Dit uitte zich in schreeuwen en
weigeren om voor de iso plaatsing ingesloten te worden. De situatie werd dusdanig grimmig omdat meerdere gedetineerden agressief gedrag vertoonde richting het aanwezige afdelingspersoneel. Er werd geroepen “we gaan niet naar binnen, we gaan vechten,
jullie komen ons maar halen”. Tevens werd er geroepen “we gaan die bewaarders pakken”. Hierbij werd er in woord en gebaar kenbaar gemaakt door de gedetineerden richting het personeel “van kom maar op”. Er ontstond hierdoor een extreme onrust en het
aanwezige personeel voelde zich onveilig. Er waren diverse personeelsleden op de onrustige situatie afgekomen, het ging om personeel van de B-afdeling, andere afdelingen en een aantal bewaarders. De aanwezige gedetineerden verzamelde zich zowel op de
benedenvloer als op de bovenvloer en creëerden zo groepsvorming. Dit alles leek op een opstand uit te draaien, zo voelde het voor het aanwezige personeel. (...)
[Klager] heeft op de afdeling te kennen gegeven aan zijn medegedetineerden dat ze ingesloten zouden gaan worden, terwijl dit nog niet aangegeven was door het personeel. [Klager] schreeuwde naar Afdelingshoofd [...] “dat hij een verstandig besluit moest
nemen”. [Klager] sprak dit op een dusdanige toon uit dat het in het voordeel van de gedetineerden moest zijn”.

Op grond van voorgaande beschrijving van de gebeurtenissen acht de beroepscommissie aannemelijk dat op de afdeling een dreigende situatie ontstond. De situatie was van dien aard dat de gedetineerden zich niet vrijwillig zouden laten insluiten in
verband
met de iso plaatsing van gedetineerde [A]. In deze context heeft de directeur de opmerkingen van klager kunnen aanmerken als opruiend dan wel een verstoring van de orde of veiligheid. Zij droegen zeker niet bij aan de-escalatie van de situatie, wat
verder de intentie van klager ook is geweest. De omstandigheid dat is gewacht tot het naderende einde van het dagprogramma, leidt niet tot een ander oordeel. De beslissing van de directeur aan klager een disciplinaire straf op te leggen voor zijn
aandeel in het incident, kan derhalve bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat uit nadere informatie van de directeur is gebleken dat
meerdere gedetineerden, inclusief klager in totaal vier gedetineerden onder wie voormelde gedetineerde B, een disciplinaire straf opgelegd hebben gekregen van gelijke zwaarte. Het beroep van de directeur zal daarom gegrond worden verklaard. De
uitspraak
van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op
15 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven