Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1806/TA, 21 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:21-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1806/TA

betreft: [klager] datum: 21 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, zijn raadsman mr. J.J. Weldam en het hoofd van de inrichting hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2016, gehouden in Justitieel Centrum Zaanstad.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van 29 januari 2015 tot weigering van het bezoek van klagers vriendin tot aan het geplande relatiegesprek op 4 februari 2015.

De beklagrechter heeft het beklag formeel gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt schriftelijk als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagrechter heeft onderkend dat sprake is van een formeel gebrek. Klager is van mening dat dit aanleiding had
moeten zijn voor toekenning van een tegemoetkoming. Uit de stukken volgt dat klager er verbouwereerd en verslagen bij liep. Hij was niet agressief of dreigend. Hieruit blijkt volgens klager dat hij zijn emoties onder controle had. Hij heeft zich zelfs
kwetsbaar opgesteld door zijn emoties met het personeel te bespreken. Volgens klager bestond dan ook geen aanleiding voor weigering van het bezoek. De voorgeschiedenis, het indexdelict en de risicotaxatie, welke dateren uit 2001 / 2002, zijn volgens
klager hiervoor onvoldoende. Voorts heeft het hoofd van de inrichting op geen enkele wijze onderbouwd waarom niet is gekozen voor een minder ingrijpende maatregel en niet kon worden volstaan met het houden van toezicht op het bezoek.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beslissing tot weigering van het bezoek tot aan het relatiegesprek is genomen op 29 januari 2015 tot
aan het einde van de middag. Voor zover al sprake is van een gebrek, is klager niet belemmerd in zijn mogelijkheid tot het indienen van beklag of het verzoeken om schorsing, zodat een tegemoetkoming niet op zijn plaats is.
Voorts dateert de risicotaxatie, anders dan klager stelt, van 23 juli 2013. Klagers stelling dat hij niet agressief of dreigend is geweest en zijn emoties onder controle had, is onjuist. Zo werd op 29 januari 2015 het bezoek van klagers vriendin van de
dag daarvoor ter sprake gebracht, waarop klager boos werd. Die avond trok klager zich terug en gaf hij aan geen telefoon te willen ontvangen. Op 31 januari 2015 gaf klager aan opgefokt te zijn en afleiding te zoeken. Toen later die dag werd
teruggekoppeld dat klagers vriendin had aangegeven te zullen emigreren, zei klager dit niet serieus te nemen. Vervolgens zei klager: “Als je het serieus zou nemen, dan had ze met een lijkenwagen weggehaald moeten worden”. Op 29 januari 2015 is
getracht
met klager te overleggen het relatiegesprek eerder te laten plaatsvinden, maar dit wilde klager niet.

3. De beoordeling
Voor zover klager heeft aangevoerd dat ten onrechte geen tegemoetkoming is toegekend naar aanleiding van de gegrondverklaring van het beklag vanwege het niet tijdig uitreiken de bestreden beslissing, overweegt de beroepscommissie dat zij zich kan
verenigen met het oordeel van de beklagrechter geen tegemoetkoming toe te kennen. Hierbij heeft de beroepscommissie tevens in aanmerking genomen dat niet gebleken is dat de inrichting structureel te kort schiet in het tijdig uitreiken van schriftelijke
beslissingen.

Hetgeen verder in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagrechter. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter voor zover in beroep aan de orde, met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 21 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven