Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0656/GA, 20 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:20-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/656/GA

betreft: [klager] datum: 20 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel,

gericht tegen een uitspraak van 19 februari 2016 van de beklagcommissie bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 mei 2016, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord mr. C. Scheurwater namens klager, en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Krimpen aan den IJssel.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft voor zover in beroep aan de orde cameratoezicht als extra maatregel bij een opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van drie dagen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van €15,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep aangevoerd dat in deze zaak overeenkomstig de vaste procedure is gehandeld. Klager is in een strafcel geplaatst, omdat vermoed werd dat hij contrabande in zijn lichaam had verstopt. Tegelijk met die plaatsing is hij onder
cameratoezicht geplaatst. Dit is conform de door de directeur in beroep overgelegde schriftelijke procedure direct gemeld aan de medische dienst. Binnen een bepaald tijdbestek wordt de gedetineerde vervolgens door de medische dienst gecontroleerd op
zijn medische toestand en eventuele bijzonderheden worden doorgegeven aan de directeur. De beklagcommissie heeft geconcludeerd dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 51a van de Pbw, terwijl dat tijdens de beklagzitting niet aan de orde is
geweest.
Ter zitting is de directeur niet gevraagd naar de werkwijze die in de inrichting wordt gehanteerd ten aanzien van de toepassing van cameratoezicht. Ter zitting in beroep heeft de directeur aan het beroepschrift toegevoegd dat het inslikken van drugs
fatale gevolgen kan hebben en dat risico wil de directeur uitsluiten. De medische dienst acht deze procedure toereikend; niet advies vooraf, maar wel direct achteraf. De medische dienst komt de gedetineerde uiteraard bezoeken in de isoleercel.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
In artikel 51a van de Pbw staat:
1. De directeur kan, indien dit ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is, bepalen dat de gedetineerde die in een strafcel verblijft, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd.
2. Alvorens hij hiertoe beslist, wint hij het advies in van een gedragsdeskundige onderscheidenlijk de inrichtingsarts, tenzij dit advies niet kan worden afgewacht. In dat geval wint de directeur het advies zo spoedig mogelijk na zijn beslissing in.

De beroepscommissie stelt vast dat op 11 november 2015 door een rapporteur van de p.i. is waargenomen dat klager zijn rechterhand snel uit zijn broek trok. Naar aanleiding daarvan heeft deze rapporteur klager geobserveerd door middel van de camera.
Hierbij zag hij dat klager “iets probeerde weg te stoppen met zijn van achteren”. Hierop is klager gevisiteerd.

Diezelfde dag heeft de directeur klager een disciplinaire straf opgelegd van “drie dagen opsluiting in een strafcel met cameratoezicht”, omdat “geconstateerd is dat u heeft getracht om iets weg te stoppen in uw achterste”. Anders dan de directeur ter
zitting in beroep heeft gesteld is dus geen sprake van het inslikken van drugs, maar – kennelijk – een poging tot het rectaal inbrengen van “iets”.

Klager stelt niets te hebben ingebracht. Hij is in de isoleercel driemaal naar de wc geweest. Er is geen contrabande aangetroffen.

In het door de directeur overgelegde document “Proces Afzonderingsafdeling” van 10 november 2014 staat – onder meer – :
- Besluit directeur of cameratoezicht noodzakelijk is (indien cameratoezicht raadplegen gedragsdeskundige)
Plaatsing in Afzonderingcel
- Melden plaatsing aan Medische Dienst (tijdens kantooruren)/piketarts bij eerstvolgende werkdag weekend (buiten kantooruren): PIW-er, Afdelingshoofd: uitvoeren.
Verblijf in Afzonderingcel
- Controleren van medische toestand gedetineerde(n) op afzonderingsafdeling (zo spoedig mogelijk na plaatsing en vervolgens dagelijks op weekdagen)

Vast staat dat de directeur voorafgaand aan de beslissing tot toepassing van cameratoezicht geen advies heeft gevraagd aan een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts. Aangenomen moet worden dat overeenkomstig de in de p.i. geldende procedure een
piw-er
of het afdelingshoofd de medische dienst heeft gemeld dat klager onder cameratoezicht in de strafcel verbleef; bewijs van die melding is evenwel niet overgelegd. In de ISO-journaals van 12 en 13 november 2015 staat daarover niets geschreven; het
ISO-journaal van 11 november 2015 is niet overgelegd. Het is evenmin gebleken dat klager daadwerkelijk in de strafcel door een gedragsdeskundige, de inrichtingsarts of – zoals in beroep gesteld – de medische dienst is bezocht. Aan de toevoeging
“(indien
cameratoezicht raadplegen gedragsdeskundige)” wordt in de p.i. kennelijk geen invulling gegeven, zo begrijpt de beroepscommissie de directeur.

De directeur heeft in zijn schriftelijke beslissing niet gemotiveerd waarom het advies van een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts niet kon worden afgewacht. In beroep is gesteld dat het inslikken van drugs fatale gevolgen kan hebben als gevolg
waarvan – zo begrijpt de beroepscommissie althans – snel dient te worden gehandeld en soms advies niet kan worden afgewacht alvorens tot cameratoezicht te beslissen. Echter, dat op woensdag 11 november 2015 rond 15:00 uur geen gedragsdeskundige of
inrichtingsarts beschikbaar was om de directeur – snel – te adviseren over diens voornemen cameratoezicht toe te passen, is gesteld noch gebleken.

Ofschoon zeker voorstelbaar is dat het inslikken van drugs – of een poging tot het rectaal inbrengen van “iets” – tot snel handelen dwingt en onder die omstandigheden in concrete gevallen met succes zal kunnen worden bepleit dat bij wijze van
uitzondering het advies van een gedragsdeskundige of de inrichtingsarts niet kan worden afgewacht, stelt de beroepscommissie vast dat in de onderhavige zaak volgens een vaste procedure is gehandeld waarin de uitzondering tot regel is verheven. Dat
strijdt met het bepaalde in artikel 51a, tweede lid, van de Pbw. De directeur zal immers in ieder individueel geval moeten motiveren waarom bedoeld advies niet kan worden afgewacht. Naar het oordeel van de beroepscommissie heeft de directeur dat in
deze
zaak onvoldoende gedaan. Om die reden zal het beroep van de directeur ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en drs. J. Plaisier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 20 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven