Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2308/GB, 19 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:19-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2308/GB

Betreft: [Klager] datum: 19 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 30 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Zwolle ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 21 maart 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de Extra Zorgvoorziening (EZV) van de locatie Esserheem te Veenhuizen. Op 19 mei 2016 is hij geselecteerd voor plaatsing in het PPC te Zwolle. Van hieruit is hij op 30 juni 2016 overgeplaatst
naar het PPC van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad te Westzaan, waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager meent dat het verblijf op een reguliere afdeling goed verliep. Uit de beslissing van de selectiefunctionaris blijkt volgens hem niet waarom het verblijf op een reguliere afdeling een slechte invloed op hem zou hebben. Klager was tevreden over de
gang van zaken en wil graag dicht bij zijn familie kunnen verblijven. Hij is niet bekend met een indicatiestelling voor een PPC. Hij is eerder vanuit een PPC in een reguliere afdeling geplaatst. Klager merkt op dat uit de beslissing tot plaatsing in
het
PPC te Zwolle niet blijkt door welke deskundige een indicatiestelling voor een PPC is gegeven en op welke gronden. Klager betwist voorts betrokken te zijn geweest bij een vechtpartij in de locatie Esserheem die plaatsvond voorafgaand aan de beslissing
tot plaatsing in het PPC te Zwolle en verzoekt te worden gehoord.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Uit het selectieadvies van de locatie Esserheem komt naar voren dat bij klager sprake is van psychiatrische problematiek in combinatie met zwakbegaafdheid en taalproblemen. Klager is in afwachting van een intensieve en langdurige behandeling voor een
somatische aandoening. Deze behandeling kan enkel slagen wanneer aan klager een goede structuur wordt geboden waar hij zo min mogelijk stress ondervindt. Hoewel getracht is hem dit te bieden in een reguliere afdeling, is gebleken dat in een dergelijke
afdeling onvoldoende structuur en begeleiding aan klager kan worden geboden. Een plaatsing in een PPC was derhalve geïndiceerd, aldus de toelichting.

4. De beoordeling
4.1. Klager heeft verzocht te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu dit niet is onderbouwd en zij zich op basis van de stukken in het dossier voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

4.2. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen van 19 mei 2016 komt naar voren dat het psycho-medisch overleg (PMO) een plaatsing in een PPC adviseert, nu in een reguliere afdeling onvoldoende structuur en
begeleiding aan klager kan worden geboden. Klagers psychiatrische problematiek combineert zich met zwakbegaafdheid en taalproblemen. Klager zal, zoals weergegeven in het advies, in het PPC op een kleinere afdeling verblijven, met meer op zorg gericht
personeel. In het PPC zal de intensieve en langdurige behandeling voor klagers somatische aandoening kunnen aanvangen. Voorts ligt aan de beslissing tot plaatsing van klager in het PPC te Zwolle een indicatiestelling voor plaatsing in een PPC ten
grondslag. Uit die indicatiestelling komt naar voren dat klager in de locatie Esserheem storend gedrag vertoonde waarop hij niet aanspreekbaar was, rigide was in zijn denken en niet in staat was tot zelfreflectie. Sturing door personeelsleden was
blijkens de rapportage daardoor moeizaam tot onmogelijk. Klager voelde zich onveilig op de afdeling en werd steeds uitgesprokener in zijn wantrouwen en het narcistisch beschermen van zijn zelfbeeld.

Gelet op het vorenstaande en in aanmerking nemende dat aan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris een indicatiestelling voor plaatsing in een PPC ten grondslag lag, kan deze beslissing, bij afweging van
alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 19 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven