Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1147/GA, 23 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:23-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1147/GA

betreft: [klager] datum: 23 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 23 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 augustus 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, heeft de behandeling van het beroep plaatsgehad. Klagers raadsvrouw, mr. E. Hullegie, heeft op 11 augustus 2016 schriftelijk bericht dat zij en klager niet ter
zitting zullen verschijnen.
De directeur heeft op 19 augustus 2016 schriftelijk bericht verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op 19 augustus 2016 zijn van de directeur nadere inlichtingen ontvangen. Een kopie hiervan is toegezonden aan klager en zijn raadsvrouw. Op 23 augustus 2016 heeft klagers raadsvrouw, mr. M. Rotgans, hierop gereageerd. Een kopie van deze reactie is aan
de directeur toegezonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet aan klager uitreiken van een kopie van een vonnis in zijn strafzaak op 16 februari 2016, ondanks een toezegging hiertoe.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft meermalen gevraagd om een kopie van een vonnis van 27 januari 2016 in zijn strafzaak. Aan hem is meermalen toegezegd dat hij deze zou ontvangen, maar dat hij geduld moest hebben. Op 12 februari 2016 heeft de directeur, mevrouw S, tijdens
een zitting van de beklagcommissie in het bijzijn van klagers raadsvrouw klager aangegeven dat hij uiterlijk op 15 februari 2016 of 16 februari 2016 een kopie zou ontvangen. Dit is niet gebeurd. Gedetineerden leveren post op een centrale plaats in. De
inrichting draagt zorg voor de verzending. Dat de beklagcommissie zijn klacht gedateerd 16 februari 2016 op 24 februari 2016 heeft ontvangen, valt hem niet aan te rekenen (zie RSJ 14 december 2010, 10/1855/TA). De termijnoverschrijding is
verschoonbaar.
Klagers recht op onbelemmerde correspondentie als omschreven in artikel 36 van de Pbw is geschonden.
In reactie op de nadere inlichtingen van de directeur is namens klager aangevoerd dat, gelet op de uitdrukkelijke toezeggingen, wel degelijk is bevestigd dat het vonnis was ontvangen in de inrichting.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt toegelicht. Uit navraag bij de bevolkingsadministratie is gebleken dat eind januari 2016 een passantenbevel is ontvangen, maar geen vonnis. Dergelijke
stukken worden niet aan gedetineerden uitgereikt. De directie heeft ook niet toegezegd dat klager een kopie van het vonnis uitgereikt zou krijgen; er was geen vonnis ontvangen, ook niet in februari 2016.

3. De beoordeling
De bestreden beslissing is gedateerd 16 februari 2016. Het klaagschrift is eveneens gedateerd 16 februari 2016 en is op 24 februari 2016 door het secretariaat van de beklagcommissie ontvangen. Op grond van artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient een
klaagschrift te worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk
indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de gedetineerde in verzuim is geweest.
Het klaagschrift is na vorenbedoelde beklagtermijn ingediend. De overschrijding van de beklagtermijn kan klager evenwel niet worden aangerekend, nu niet is uitgesloten dat deze (korte) overschrijding het gevolg is van handelen door medewerkers van de
inrichting dan wel het secretariaat van de commissie van toezicht. Gelet hierop zal klager worden ontvangen in zijn beklag.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie het volgende. De directeur heeft klagers stelling, dat directeur S. tijdens een beklagzitting in het bijzijn van klagers raadsvrouw heeft toegezegd uiterlijk 16 februari 2016 een kopie van het vonnis te
verstrekken, onvoldoende weersproken. Directeur S. was, anders dan zij kennelijk had gedacht, niet in staat een kopie te verstrekken omdat zij, noch het personeel, op 16 februari 2016 de beschikking had over het vonnis. Dit heeft zij kennelijk niet
gecommuniceerd naar klager. Nu dat gezien de eerdere toezegging redelijkerwijs wel van haar mocht worden verwacht, zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zij zal deze
vaststellen op € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 5,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 23 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven