nummer: 16/1068/GA en 16/1146/GA
betreft: [klager] datum: 23 september 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. W. Hendrickx, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen de uitspraken van 18 maart 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i) Leeuwarden,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 augustus 2016, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager, en de heer [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de p.i. Leeuwarden, gehoord.
Ter zitting heeft de directeur een aanvraagformulier drugscreening en een instructie voor het uitvoeren van een urinecontrole overgelegd. Een kopie hiervan is aan klager en zijn raadsvrouw verzonden. Op 6 september 2016 is een schriftelijke reactie van
mr. C.W. Dirkzwager ontvangen, waarvan een kopie naar de directeur is gestuurd.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 19 november 2015, wegens een positieve urinecontrole (LW-2015-377);
b. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, met verwijdering van de televisie, met ingang van 4 november 2015, wegens het aantreffen van vijf liter zelf gestookte drank in klagers
verblijfsruimte
(LW-2015-362).
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. ongegrond verklaard en heeft het onderdeel betreffende de wijze van afnemen van een urinecontrole op 30 oktober 2015 buiten beschouwing gelaten.
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder b. ongegrond verklaard.
Voormelde beslissingen zijn genomen op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
Tijdens het rogatoir horen is aangegeven dat het beklag ook ziet op gemaakte fouten bij het afnemen van een urinecontrole op 30 oktober 2015. Dit is een onderdeel van hetzelfde geheel. Het buiten beschouwing laten van dit onderdeel van de klacht doet
geen recht aan de beginselen van het penitentiair recht. Klager heeft nimmer positief gescoord bij een urinecontrole. Hij gebruikt geen cocaïne. Hij is niet op de juiste wijze op de hoogte gesteld van het protocol rondom de urinecontroles. Er zijn
fouten gemaakt met de controle en de verzegeling. Klager heeft de stickers niet zelf geplakt. Dit heeft het personeel gedaan. Klager heeft alleen zijn urine hoeven af te geven. De directeur heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de juistheid van de
uitslag.
Er is een fout gemaakt bij het herhalingsonderzoek. Een personeelslid heeft klager tijdens een vertrouwelijk gesprek van klager met een geestelijk verzorger opnieuw een aanvraagformulier laten ondertekenen/invullen, nadat bleek dat het
herhalingsonderzoek zonder uitslag was teruggekomen. Het personeel was vergeten klagers naam op het formulier te zetten.
Klager wil benadrukken dat hij niet op de hoogte was van de Instructie Urinecontrole d.d. 1 februari 2013. Bovendien hebben de betreffende piw-ers in het verleden de urinecontroles ook niet volgens deze instructie laten plaatsvinden.
Klager erkent dat hij alcoholhoudende drank in zijn verblijfsruimte voorhanden heeft gehad. Hij betwist de hoeveelheid. Hij had 1,5 liter in zijn bezit en geen 5 liter. Niet in alle pakken bevond zich alcohol. De opgelegde straf is te hoog. Hij is als
gevolg van de straf zijn functie als heftruckchauffeur kwijtgeraakt en hij is teruggeplaatst in het basisprogramma. Er mag niet worden beslist tot degradatie op basis van een incident. Verwezen wordt naar RSJ 10 november 2014, 14/1918/GA, en RSJ 16
maart 2015, 14/3222/GA. Klager heeft de degradatiebeslissing tijdens de beklagzitting niet expliciet aan de orde gebracht. Hiertegen is ook geen afzonderlijk klaagschrift ingediend. Wel is in het klaagschrift gedateerd 5 november 2015 vermeld dat hij
te
zwaar is gestraft. Klager heeft een straf van zeven dagen in eigen cel ondergaan. Met klager is niet gesproken over een strafcelplaatsing voor kortere duur. Wanneer dit met hem was besproken, had hij gekozen voor het laatste.
De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.
De directeur overlegt ter zitting een instructie voor het uitvoeren van een urinecontrole. Er is gehandeld overeenkomstig wet- en regelgeving. De stickers op de urinebuisjes zijn voorzien van een unieke barcode. Toen de uitslag van het
herhalingsonderzoek lang op zich liet wachten, heeft een personeelslid contact opgenomen met het laboratorium. Gebleken is dat het herhalingsonderzoek niet kon worden uitgevoerd omdat een personeelslid was vergeten klagers naam te vermelden op het
aanvraagformulier. Daarop heeft het personeel klager opnieuw een formulier laten tekenen. De directeur geeft desgevraagd aan dat hij op de hoogte is van een eerdere uitspraak van de beroepscommissie dat de heer H, gezien de combinatie van zijn
functies,
niet bevoegd was een disciplinaire straf op te leggen.
In alle vijf aangetroffen pakken bevond zich alcohol. Dit is door personeel geroken. Alleen als een gedetineerde ontkent dat een vloeistof alcohol bevat, wordt onderzoek verricht.
In verband met een wijziging in het sanctiebeleid, te weten het terugbrengen van het gebruik van de strafcel, is aan klager een straf opgelegd van zeven dagen opsluiting in zijn eigen verblijfsruimte. De directeur weet niet of alle gedetineerden op de
hoogte zijn van het gewijzigde sanctiebeleid. Gedetineerden dienen voor (het behoud van) een baantje structureel goed gedrag te vertonen. Klager heeft zijn klacht in beklag en in beroep uitgebreid.
3. De beoordeling
De beroepscommissie constateert dat de klacht in beroep is uitgebreid met de beslissing van de directeur van 16 november 2015 tot terugplaatsing van klager naar het basisprogramma. Nu dit buiten de omvang van het oorspronkelijke beklag valt, kan klager
in zoverre niet worden ontvangen in zijn beroep.
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beslissing tot oplegging van de disciplinaire straf is ondertekend door de heer H, (plaatsvervangend) vestgingsdirecteur. Het is de
beroepscommissie ambtshalve bekend dat de heer H. in de inrichting zowel als hoofd veiligheid als plaatsvervangend vestigingsdirecteur fungeerde (zie RSJ 22 oktober 2015, 15/0765/GA (eindbeslissing)). Niet is gebleken dat ten tijde van de onderhavige
disciplinaire straf geen sprake meer was van deze combinatie van functies.
Zoals de beroepscommissie eerder heeft geoordeeld (RSJ 22 oktober 2015, 15/0765/GA (eindbeslissing)) was de heer H. niet bevoegd disciplinaire straffen op te leggen. Voor gedetineerden dient duidelijk te zijn dat een disciplinaire straf is opgelegd
door
de directeur.
Gezien het vorenstaande is de beslissing tot het opleggen van de disciplinaire straf onbevoegd genomen. De beroepscommissie zal het beroep derhalve gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming en zij zal deze
vaststellen op € 12,50.
Nu het beroep op voormelde grond gegrond wordt verklaard, behoeven de overige in beklag en beroep aangevoerde verweren omtrent het herhalingsonderzoek en de urinecontrole geen beoordeling meer.
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 12,50.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, prof. dr. F. Boer en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van
mr. R. Boerhof, secretaris, op 23 september 2016
secretaris voorzitter