Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2245/GA, 6 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:06-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2245/GA

betreft: [klager] datum: 6 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 17 oktober 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 september 2002 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Utrecht, locatie Wolvenplein, te Utrecht, voorzover deze de vaststelling betreft dat geen tegemoetkoming wordttoegekend,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de tegemoetkoming
De beklagcommissie heeft geen tegemoetkoming vastgesteld, ondanks de gegrondverklaring van klagers beklag betreffende het niet vaststellen van een plan van opvang, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Er is ten onrechte geen tegemoetkoming toegekend. In het kader van de hem opgelegde SOV-maatregel is eerst na zeven maanden een plan van opvang opgesteld. De wet bepaalt dat dat eenmaand na binnenkomst dient te geschieden. Klager heeft vier maanden op de behandelafdeling verbleven zonder te worden behandeld en in totaal zestien dagen in de afzonderingsruimte moeten verblijven, omdat hij een plan van opvangwenste. Men heeft niets met hem geprobeerd. De beklagcommissie heeft de negatieve gevolgen voor klager van het uitblijven van een dergelijk plan totaal niet meegewogen. De toezegging van de directeur alsnog een plan van opvang op testellen is voor de beklagcommissie reden om geen tegemoetkoming vast te stellen. Klager eist een bedrag van € 9000,=, te weten vanaf de derde maand na binnenkomst in de inrichting een dagvergoeding van € 50,= gedurende zes maanden.

De directeur heeft, hoewel hem daarom is verzocht, zijn standpunt omtrent de tegemoetkoming niet kenbaar gemaakt.

3. De beoordeling
Indien de rechtsgevolgen van een vernietigde beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen een tegemoetkoming worden vastgesteld voor het door betrokkene ondervonden ongemak. Het doorklager ondervonden ongemak bestond eruit dat bij gebreke van een zo spoedig mogelijk na zijn binnenkomst in de SOV-inrichting op 6 februari 2002 vastgesteld plan van opvang -welk plan ten tijde van de beklagzitting d.d. 20 augustus2002 nog niet voorhanden was- klagers opvang in de inrichting niet overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven, voor hem daartoe vastgesteld plan van opvang heeft plaatsgevonden.

De beroepscommissie komt tot het oordeel dat in het geval van klager het niet toekennen van een tegemoetkoming als onjuist dient te worden aangemerkt. Het beroep zal dan ook gegrond worden verklaard en de beroepscommissie zal eentegemoetkoming vaststellen, namelijk € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,= (vijftig euro).

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 6 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven