Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2471/GB, 22 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:22-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2471/GB

Betreft: [Klager] datum: 22 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E. Hullegie, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot detentiefasering afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 29 december 2007 gedetineerd. Hij verblijft in gevangenis van de locatie Esserheem te Veenhuizen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Ingevolge de Pbw en de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) geldt het uitgangspunt van detentiefasering. Volgens klager is thans niet gebleken van
specifieke, voor hem geldende omstandigheden, die een afwijking van voornoemd uitgangspunt kunnen rechtvaardigen. Uit de bestreden beslissing komt naar voren dat klager in detentie prima functioneert. Hij heeft gedurende zijn detentie geen
disciplinaire
straffen of maatregelen opgelegd gekregen. Daarnaast is hij bereid mee te werken aan het opstellen van een trajectplan Terugdringen Recidive. Hoewel de reclassering reeds in januari 2016 is verzocht een advies op te stellen over klagers verzoek tot
detentiefasering, is een dergelijk advies tot op heden uitgebleven. Het ontbreken van een reclasseringsadvies kan volgens klager niet aan hem worden tegengeworpen. Verwezen wordt naar RSJ 4 juli 2012, 12/1159/GB. Voor zover de politie negatief heeft
geadviseerd ten aanzien van het door klager opgegeven verlofadres vanwege de kans op maatschappelijke onrust, meent klager dat de onderbouwing hiervan zeer summier is. Hij stelt zich op het standpunt dat, welk belang de afwijzing van zijn verzoek ook
moge rechtvaardigen, zijn belang bij resocialisatie en fasering dient te prevaleren. Namens klager wordt voorts, indien het beroep gegrond wordt verklaard, verzocht om een proceskostenveroordeling.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Nu het door klager als verlofadres opgegeven adres zich in Almelo bevindt, waar hij tevens het feit waarvoor hij thans is veroordeeld en gedetineerd – moord op
zijn echtgenote – heeft gepleegd, heeft de politie negatief geadviseerd over het opgegeven adres vanwege de kans op maatschappelijke onrust. Een advies van de reclassering is tot op heden uitgebleven. De selectiefunctionaris meent dat het opstellen
hiervan wordt bemoeilijkt door het feit dat klager zich verzet tegen het opgeven van een verlofadres buiten Almelo. Thans kan nog geen inschatting worden gemaakt van de kans op mogelijke ongewenste confrontaties met nabestaanden van het slachtoffer.
Zonder informatie van de reclassering onthoudt het Openbaar Ministerie (OM) zich desgelijks van advies.

3.3. Ten aanzien van klagers verzoek tot detentiefasering zijn de volgende adviezen uitgebracht. De politie heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het door klager als verlofadres opgegeven adres vanwege het risico op het ontstaan van
maatschappelijke onrust, dat door de politie hoog wordt ingeschat. Het veiligheidshuis van de gemeente Almelo adviseert negatief ten aanzien van een terugkeer van klager in de gemeente Almelo. Het Multidisciplinair Overleg (MDO) heeft op 21 juni 2016,
gelet op het feit dat klager goed functioneert in de inrichting, positief geadviseerd. Een advies van de reclassering ontbreekt thans. Dientengevolge onthoudt het OM zich van advies, waarbij te kennen is gegeven dat eerst een gemotiveerd advies
opgesteld kan worden zodra het reclasseringsrapport gereed is.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling kunnen in een beperkt beveiligde inrichting gedetineerden worden geplaatst die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden, beschikken over
een aanvaardbaar verlofadres en die zijn gepromoveerd (wijziging van de Regeling met ingang van 1 maart 2014, Stcrt. 2014, nr. 4617).

4.2. Uit het advies van de politie ten aanzien van het door klager als verlofadres opgegeven adres komt naar voren dat jegens een in de (directe) nabijheid van het beoogde verlofadres woonachtige bewoonster, die destijds een belastende
getuigenverklaring heeft afgelegd in klagers strafzaak, nadien bedreigingen zijn geuit. Zij heeft te kennen gegeven erg bang te zijn voor klager. In de nabijheid van het beoogde verlofadres is nog ten minste één andere getuige woonachtig. De politie
schat het risico op ongewenste confrontaties en het ontstaan van maatschappelijke onrust, vanwege het bestaan van ernstige spanningsvelden in de leefomgeving van het beoogde verlofadres, hoog in.

4.3. Een advies van de reclassering is vooralsnog uitgebleven. Het opstellen hiervan wordt bemoeilijkt vanwege het feit dat de gemeente Almelo – blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Esserheem – te kennen heeft gegeven zich te
verzetten tegen een mogelijke terugkeer van klager in voornoemde gemeente. Door de gemeente Almelo zijn thans geen alternatieven naar voren gebracht. Klager heeft blijkens voornoemd advies vooralsnog geweigerd zijn verloven elders door te brengen en
staat niet open voor alternatieven. Daarenboven heeft de reclassering te kennen gegeven dat verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk is alvorens een re-integratieplan kan worden opgesteld.

4.4. Gelet op het vorenstaande heeft de selectiefunctionaris klagers verzoek tot detentiefasering thans in redelijkheid kunnen afwijzen. Een advies van de reclassering en nader onderzoek naar een – voor alle partijen – aanvaardbaar verlofadres
dienen
te worden afgewacht alvorens bezien kan worden of klager in aanmerking komt voor detentiefasering. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan om deze reden, bij afweging van alle in aanmerking komende
belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, mr. A.T. Bol en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 22 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven