Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2157/TA, 12 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:12-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2157/TA

betreft: [klager] datum: 12 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 3 juni 2016 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 augustus 2016, gehouden in Justitieel Complex Zaanstad, zijn klager en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], junior stafjurist, gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een maatregel van separatie, met cameratoezicht, met ingang van 6 januari 2016 om 17.15 uur, omdat klager bij herhaling heeft aangegeven zijn leven te willen beëindigen.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard voor zover de maatregel op 7 januari 2016 heeft voortgeduurd en heeft een tegemoetkoming van € 15,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Het hoofd van de inrichting is het niet eens met het oordeel van de beklagcommissie dat de maatregel een dag te lang heeft geduurd, omdat klager op 7 januari 2016 niet door een psychiater is gezien. Uit de wet volgt niet dat een gesepareerde patiënt
dagelijks door een psychiater dient te worden gezien. De Bvt vereist enkel dat, alvorens wordt beslist tot toepassing van separatie en cameratoezicht, een advies van een psychiater dient te worden ingewonnen. Dit is ook gebeurd. Voorts is in de Wet op
de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) het inschatten van suïcidegevaar evenmin voorbehouden aan een arts.
Door sociotherapie werd op 7 januari 2016 gedrag bij klager waargenomen dat ze niet van klager kenden. Naar aanleiding hiervan heeft overleg plaatsgevonden tussen het afdelingshoofd en het hoofd behandeling – een GZ-psycholoog – over de noodzaak tot
voortduring van de maatregel. Het hoofd behandeling is op 7 januari 2016 bij klager langs geweest. Dit staat ook in de rapportage. Omdat niet kon worden ingeschat of klager veilig kon terugkeren naar de afdeling en het suïcidegevaar was geweken, is
besloten tot voortduring van de separatie en het cameratoezicht. Op 8 januari 2016 is klager gezien door de psychiater en is geconstateerd dat het suïcidegevaar was geweken, waarna de maatregelen zijn beëindigd. De inrichting is van oordeel dat de
noodzaak tot voortduring van de maatregelen voldoende is beoordeeld.

Klager heeft het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Klager vindt dat de maatregelen veel te lang hebben geduurd. Klager heeft voor de separatie duidelijk gezegd dat hij niet
suïcidaal was. Ook op de dag dat hij werd gesepareerd heeft hij dit duidelijk aangegeven. Tijdens de separatie stond klager gewoon in contact met het personeel. Klager is op 6 januari 2016 niet gezien door de psychiater, want hij heeft de psychiater
weggestuurd. Op 6 januari 2016 is in de avond met klager de afspraak gemaakt dat hij de volgende dag door de psychiater zou worden gezien. Dit is niet gebeurd. Op 7 januari 2016 heeft klager niemand gezien, behalve sociotherapie. Klager is van mening
dat de inrichting alleen een psychiater stuurt als het hen uitkomt. Het klopt niet dat – zoals door de inrichting wordt gesteld – klager op 7 januari 2016 door het hoofd behandeling is gezien. Het hoofd behandeling is op 6 januari 2016 bij klager langs
geweest.

3. De beoordeling
De beroepscommissie stelt vast dat de maatregel van separatie en de maatregel van cameratoezicht zijn ingegaan op 6 januari 2016 en de maatregelen op 8 januari 2016 zijn beëindigd.

Het beroep van het hoofd van de inrichting is gericht tegen het oordeel van de beklagcommissie over de voortduring van de maatregelen vanaf 7 januari 2016. In beroep is de oplegging van de maatregelen niet aan de orde.

De beklagcommissie heeft geoordeeld dat gelet op de zwaarte van de maatregelen dagelijks diende te worden bezien of de maatregelen dienden te worden voortgezet en in een dergelijke situatie een dagelijks bezoek van de psychiater van belang is.
De beroepscommissie stelt echter vast dat uit artikel 34, noch uit artikel 34a van de Bvt volgt dat de voortduring van de maatregelen dagelijks door een psychiater dient te worden getoetst. Gebleken is dat de voortduring van de maatregelen op 7 januari
2016 is getoetst door het hoofd behandeling, een GZ-psycholoog, in samenspraak met het afdelingshoofd. Op 8 januari 2016 is dit getoetst door de psychiater. De beroepscommissie stelt derhalve vast dat de voortduring van de maatregelen is getoetst.

Nu klager op 7 januari 2016 gedrag vertoonde dat niet bij hem paste en zijn gedrag niet was in te schatten waardoor niet kon worden ingeschat of klager weer veilig naar de afdeling kon terugkeren en het suïcidegevaar voldoende was geweken, is de
beroepscommissie van oordeel dat de beslissing de maatregelen op 7 januari 2016 te laten voortduren niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal het beroep van het hoofd van de inrichting dan ook gegrond worden
verklaard, zal de uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd voor zover daartegen beroep is ingesteld en zal het beklag in zoverre alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. M.J. Selnick Marzullo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven