Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0770/TB, 29 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:29-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/770/TB

betreft: [klager] datum: 29 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.R. Ytsma namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 1 maart 2016 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 augustus 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële
Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening, met
vaststelling van een hoog individueel beveiligingsniveau.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 9 mei 1996 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaar en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is na verblijf in verscheidene
tbs-inrichtingen op 8 oktober 2010 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Vught. Op 17 juni 2014 is klager overgeplaatst naar de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. Op 8 oktober 2014 is klager teruggeplaatst
naar
de locatie te Vught.
Op 4 augustus 2015 heeft de Pompestichting geadviseerd klagers verblijf in de longstay voort te zetten.
In zijn rapport van 14 oktober 2015 heeft psycholoog Van der L. geadviseerd klagers longstaystatus op te heffen. Psychiater G. heeft op 21 oktober 2015 bericht dat hij geen advies over de voortzetting van klagers longstaystatus kan geven omdat klager
medewerking aan onderzoek heeft geweigerd.
Op 2 november 2015 heeft de Pompestichting in een reactie op het rapport van psycholoog Van der L. opnieuw geadviseerd klagers longstaystatus te handhaven.
Op 22 januari 2016 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) eveneens geadviseerd tot voortzetting van klagers longstaystatus.
De Staatssecretaris heeft vervolgens op 1 maart 2016 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door klager is het beroep als volgt toegelicht:
Volgens de Pompestichting is sprake van een behandelimpasse, maar klager krijgt geen behandeling. Klager houdt de deur open en vraagt al jaren om behandeling, maar hem wordt niets aangeboden. De tbs is een achterbaks systeem. Klager heeft aan allerlei
onderdelen meegewerkt, maar zijn inzet wordt niet gewaardeerd, louter en alleen omdat hij niet samenwerkt met zijn behandelcoördinator, Van der R. Klager is echter niet de enige die niet met haar praat. Klager vindt niet dat hij moet praten met iemand
die hij niet vertrouwt. Klager is wel goed in samenwerking met andere behandelaren, maar de inrichting werkt niet mee en onderbouwt niets. Klagers inzet moet maar eens gewaardeerd worden.
Klager maakt in de longstay geen kans op verlof omdat daar verlof alleen op humanitaire gronden wordt verleend. Klager wil in een FPK werken aan een op zijn verslavingsproblematiek gerichte behandeling, waarbij eindelijk over het indexdelict en de
risico’s gesproken kan worden. In de longstay krijgt hij zo’n behandeling niet omdat het daar alleen om bijzaken gaat.
Klager heeft in 2015 niet met psychiater G. gesproken omdat deze psychiater onder longstaypatiënten geen goede naam heeft. Het behandelplan heeft klager niet willen bespreken omdat geen sprake is van behandeling, maar van valsheid in geschrift en hij
daarvan geen aangifte kan doen. Klager houdt zich wel netjes aan het behandelplan, hetgeen zijn behandelteam ook aan zijn raadsman heeft gemeld, maar omdat klager niet met behandelcoördinator Van der R. praat, wordt dat niet gezien.

Klagers raadsman heeft daaraan het volgende toegevoegd:
Volgens het beleidskader longstay forensische zorg moet de longstayplaatsing worden opgeheven als daartoe een mogelijkheid bestaat, eventueel met een proefplaatsing als onduidelijkheid over behandelmogelijkheden bestaat. De RSJ heeft in zijn Advies
‘Risico’s en knelpunten in de longstay’ van 26 november 2015 opgemerkt dat proefplaatsingen krachtens artikel 13 Bvt onvoldoende worden beproefd. In een reactie op dat advies heeft de Staatssecretaris medegedeeld aandacht te zullen besteden hebben voor
proefplaatsingen. Longstay is een ultimum remedium. Een longstaystatus moet worden opgeheven als een kans op resocialisatie bestaat. Klager moet een kans krijgen nu sprake is van ontwikkelingen bij klager en psycholoog Van der L. en het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden mogelijkheden zien voor resocialisatie.
Klagers raadsman heeft van psycholoog Van der L. vernomen dat deze denkt aan een resocialisatiepoging van klager vanuit een FPK. Volgens klagers mentor zit klager goed in de samenwerking, alleen niet met behandelaar Van der R. Het is positief dat
klager
in een FPK behandeld wil worden. Een proefplaatsing krachtens artikel 13 Bvt is vanuit behandelperspectief het proberen waard. Daarmee zal men een hele andere persoon gaan zien dan in de longstay. Het zou zonde zijn als deze kans wordt gemist.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht:
De beslissing tot voortzetting van klagers longstaystatus is gerechtvaardigd. Psycholoog Van der L. geeft weliswaar in overweging die status op te heffen ten behoeve van een resocialisatiepoging, maar hij is te stellig waar hij een kans daartoe
aanwezig
acht. De Pompestichting en de LAP zien geen enkele mogelijkheid daartoe en de Staatssecretaris sluit zich daarbij aan. Klager heeft veel moeite met druk van buiten af en gedijt goed binnen de structuur van de longstayvoorziening. De stoornis van klager
en het delictgevaar zijn nog onverminderd aanwezig. Er wordt geen mogelijkheid gezien voor een behandeling ter vermindering van het delictgevaar. Het huidige functioneren van klager binnen de longstayvoorziening vormt geen reden voor een proefplaatsing
zoals klager die wenst. Klager zal nu eerst zelf een stap moeten zetten.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij stelt tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde, voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde stelt, gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

In zijn rapport van 14 oktober 2015 heeft psycholoog Van der L. gesteld dat klagers kernproblematiek milder is geworden en het recidiverisico bij strikte resocialisatie laag tot matig is in te schatten. Van der L. constateerde dat klager en de
Pompestichting met betrekking tot een mogelijke behandeling in een patstelling zijn beland en heeft in overweging gegeven de longstaystatus op te heffen en toe te werken naar een strikt resocialisatietraject teneinde uit deze volgens hem escalerende en
uitzichtloze strijd te kunnen geraken.

De Pompestichting heeft in haar advies van 4 augustus 2015 tot voortzetting van klagers longstaystatus onder meer het volgende opgemerkt:
Het recidiverisico is hoog. Er bestaat geen overeenstemming tussen klager en de inrichting over de delictscenario en de risicofactoren. De persoonlijkheidsstoornis en stemmingswisselingen van klager staan nog steeds behandeling in de weg. Klager houdt
elk behandelcontact af. Zijn houding is vooral externaliserend en niet constructief. De uitnodiging tot samenwerken moet van de ander komen; klager ageert alleen maar. Deze houding is kenmerkend voor klager en niet afhankelijk van de situatie waarin
hij
zich bevindt. Met het ouder worden lijkt klager rustiger te worden, maar de dynamiek in zijn gedrag is nog volop aanwezig.

In de reactie op het rapport van Van der L. heeft de Pompestichting onder meer het volgende gesteld:
Klager weert contact met zijn behandelcoördinator al enkele jaren af en wijst het aanbod met een collega-psycholoog in contact te treden eveneens af. De plaatsing in de locatie Zeeland in 2014 is mislukt, omdat klager zich maar moeizaam kon aanpassen
aan het afdelingsmilieu, hij zich ergerde aan medebewoners, externaliseerde, vooral ageerde en niet tot een constructieve samenwerking kon komen, waarna hij op eigen verzoek weer in de longstayvoorziening te Vught is geplaatst. De Pompestichting komt
op
basis van de HCR-20v3 tot een hoog recidiverisico, terwijl het door Van der L. lager ingeschatte delictrisico slechts beperkt is uitgewerkt. Van der L. ziet een mogelijkheid voor resocialisatie, maar licht niet toe hoe daaraan vorm gegeven zou moeten
worden. De uiting van klagers kernproblematiek is de laatste jaren weliswaar wat milder geworden, maar de samenwerking met eerdere behandelteams is telkens gestrand vanwege de ernst en onveranderbaarheid van klagers problematiek. Binnen de longstay
wordt zo min mogelijk beroep op klagers ernstige tekortschietende copingsvaardigheden gedaan, zodat het momenteel zonder probleem functioneren niet betekent dat daarmee ook de behandelmogelijkheden van klager richting resocialisatie overtuigend zijn
toegenomen. Daarom blijft de Pompestichting bij het eerder gegeven advies tot voorzetting van klagers longstaystatus.

De LAP heeft in haar advies van 22 januari 2016 tot voorzetting van klagers longstaystatus te kennen gegeven geen ruimte te zien voor het thans opstarten van een resocialisatietraject in welke vorm dan ook op grond van het volgende:
Bij klager is nog immer sprake van een volstrekt onvermogen zich af te stemmen op anderen. Klager stelt zich externaliserend op en ageert tegen het tbs-systeem als geheel. De ernst en onveranderbaarheid van klagers problematiek lijken ten grondslag te
liggen aan het steeds opnieuw mislukken van het opbouwen van een samenwerkingsrelatie. De LAP heeft klager meegegeven zijn verzet tegen de tbs te staken en de samenwerking te zoeken met het (nieuwe) behandelteam, opdat dan wellicht ruimte ontstaat om
een volgende stap te zetten.

De beroepscommissie heeft klager ter zitting gehoord over zijn bereidheid mee te werken aan een behandeling. Klager heeft meermalen die bereidheid genoemd, maar hij heeft tevens ondubbelzinnig te kennen gegeven dat het niet tot stand komen van een
behandelrelatie aan anderen dan hemzelf te wijten is, dat hij thans toe is aan verlofverlening en dat verdere inzet van zijn kant voor een behandeling (al dan niet in een longstayvoorziening) niet meer nodig is omdat hij alles heeft gegeven en nu
alleen
de inrichting nog aan zet is. Met deze houding bevestigt klager naar het oordeel van de beroepscommissie het door de Pompestichting en de LAP geschetste beeld dat klager externaliseert en samenwerking met het behandelteam blokkeert. De door klager
gestelde bereidheid mee te werken aan een behandeling is dan ook niet van dien aard dat deze de mogelijkheid opent voor uitstroom naar een andere inrichting voor een op resocialisatie gerichte behandeling.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken
klager
(tijdelijk) over te plaatsen voor het opstarten van een op resocialisatie gerichte behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. J.W. Wabeke, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 29 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven