Nummer: 16/2224/GB
Betreft: [Klager] datum: 29 augustus 2016
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 juni 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam, ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 29 december 2012 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie Zoetermeer. Op 17 mei 2016 is hij overgeplaatst naar de locatie De Schie, waar een regime van beperkte gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Hij betwist de stellingen van de directeur van de locatie Zoetermeer en de penitentiair inrichtingswerkers daar, voor zover gesteld wordt dat hij onenigheid met een medegedetineerde heeft.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Aanleiding tot de overplaatsing was niet klagers gedrag of een incident waarbij hij betrokken was, maar het gegeven dat een andere gedetineerde in de locatie Zoetermeer
verblijft, die in het verleden een zogeheten ‘ripdeal’ jegens klager heeft gepleegd. Blijkens het selectieadvies van de directeur van de locatie Zoetermeer is – gelet op klagers gewelddadige verleden – de kans op een confrontatie groot en kan derhalve
de veiligheid binnen de inrichting niet worden gewaarborgd.
4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie De Schie is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.
4.2. Klager kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.
4.3. Uit het selectieadvies van de directeur van de locatie Zoetermeer komt naar voren dat in de locatie Zoetermeer een gedetineerde verblijft die in het kader van een criminele transactie klager van een partij drugs en/of geld heeft beroofd. Uit
dit
advies blijkt eveneens dat klager een (zeer) gewelddadig detentieverleden heeft, zodat het risico op een confrontatie tussen beiden groot wordt geacht. Gelet op de orde en veiligheid in de locatie Zoetermeer en mede gelet op de omstandigheden dat alle
gevangenisafdelingen van de locatie Zoetermeer zich aan dezelfde kant van het gebouw bevinden en de kans dat klager en voornoemde gedetineerde elkaar treffen zeer aannemelijk is, is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris de op de
onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing in redelijkheid heeft kunnen nemen. Het beroep wordt derhalve ongegrond verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 29 augustus 2016.
secretaris voorzitter