Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2650/GB, 31 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/2650/GB

Betreft: [Klager] datum: 31 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R. Pothast, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 juli 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 mei 2016 gedetineerd. Hij verbleef in het h.v.b. van de locatie Zwaag te Hoorn. Klagers verzoek tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Dordrecht is op 22 juli 2016 door de selectiefunctionaris afgewezen. Op 1 augustus 2016 is
klager geselecteerd voor het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) van het Justitieel Complex (JC) Zaanstad.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. In de afwijzing op klagers verzoek tot overplaatsing spreekt de selectiefunctionaris over een overplaatsing naar de p.i. Lelystad of Almere, terwijl is gecommuniceerd dat klager wenst te worden
overgeplaatst naar de p.i. Dordrecht. De selectiefunctionaris lijkt bovendien de omstandigheid dat het Openbaar Ministerie (OM) te kennen heeft gegeven geen bezwaar te hebben tegen overplaatsing van klager naar Dordrecht, niet meegewogen te hebben bij
de afwijzing op klager verzoek tot overplaatsing. Gelet hierop meent klager dat de bestreden beslissing in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is genomen. Klager heeft daarenboven eerder verblijf gehad in de p.i. Dordrecht en is van mening dat hij
daar betere zorg ontvangen heeft dan in de locatie Zwaag. Ook meent hij dat het personeel van de locatie Zwaag hem tegenwerkt en intimideert en dat hij door medegedetineerden wordt bedreigd. Klager is – gelet op zijn leeftijd en gezondheid – uiterst
kwetsbaar en maakt zich grote zorgen om zijn veiligheid. Overplaatsing zou dit kunnen veranderen. In een persoonlijk schrijven van klager van 21 augustus 2016 voegt hij hieraan toe dat hem (onder meer) noodzakelijke zorg en voeding wordt ontzegd, hij
pijn en leed ondervindt van de honger die hij lijdt en geld van zijn rekening is weggemaakt. Redenen temeer waarom klager wenst te worden overgeplaatst.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de locatie Zwaag in de Extra Zorgvoorziening (EZV). Hierdoor kreeg hij meer zorg dan op een reguliere afdeling en werd hij behoed voor bespotting en uitbuiting. Een overplaatsing naar een ander h.v.b. zou geen extra zorg met zich
meebrengen. Gelet op het feit dat klager blijkens gedragsdeskundige informatie meer begeleiding en medische zorg nodig heeft dan hij in een h.v.b. kan krijgen, is klager op 1 augustus 2016 geselecteerd voor plaatsing in het PPC van het JC Zaanstad.
Daar
klager tegen deze beslissing geen bezwaarschrift heeft ingediend, meent de selectiefunctionaris dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn beroep.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager verbleef in de EZV van de locatie Zwaag, waar hij meer zorg kreeg dan hij op een reguliere afdeling gekregen zou hebben. Hij werd hier behoed voor bespotting en uitbuiting. Uit de stukken blijkt niet dat klager in de p.i. Dordrecht
betere
zorg ontvangen zou hebben dan het geval was in de EZV van de locatie Zwaag. Bovendien is klager inmiddels overgeplaatst naar het PPC van het JC Zaanstad. De p.i. Dordrecht beschikt niet over een dergelijke zorgmodaliteit.

Gelet hierop kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 31 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven