Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0704/GA, 30 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:30-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/704/GA

betreft: [klager] datum: 30 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Serrarens, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 22 februari 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2016, gehouden in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.J. Serrarens, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Zuyder Bos. Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire juridisch medewerker van de locatie Zuyder Bos.

Op 13 juli 2016 is schriftelijk aan piw-er M. verzocht om een aantal vragen te beantwoorden omtrent beklagnummer 2016/157. De antwoorden zijn ontvangen op 26 juli 2016. Tevens is een schriftelijk verslag van 17 november 2015 verstrekt. Een afschrift
hiervan is op 11 augustus 2016 naar klager en zijn raadsvrouw gestuurd.
Op 17 augustus 2016 heeft de raadsvrouw hierop inhoudelijk gereageerd. Een afschrift van deze reactie is op dezelfde dag ter kennisname naar de directeur verstuurd.

Op 20 juli 2016 heeft de raadsvrouw het beroep nader aangevuld inzake beklagnummer 2016/154. Een afschrift van deze reactie is op 26 juli 2016 naar de directeur verstuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voor zover in beroep aan de orde – de verwijdering van processtukken uit klagers cel (2016/157), het feit dat klager is onderworpen aan een visitatie (2015/894) en het feit dat klager geen maaltijd heeft gekregen op 17 november
2015
(2016/154).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – zakelijk weergegeven – als volgt toegelicht.
Na de celinspectie was de cel rommelig achtergelaten. Klager zag dat de blauwe plastic bakken waarin hij zijn processtukken bewaarde waren weggenomen. Klager heeft meteen via de intercom de melding gemaakt dat zijn processtukken verdwenen waren. Piw-er
M. heeft gereageerd op de intercomoproep. Piw-er M. was geschrokken van hetgeen zij aantrof op klagers cel. Ter illustratie laat de raadsvrouw gescheurde documenten/foto’s zien. Na het luchten werd iedereen ingesloten. Piw-er M. heeft afdelingshoofd C.
geïnformeerd over het feit dat klagers processtukken zijn verdwenen. Een dag later heeft klager lege kratten teruggekregen. Alle processtukken die klager hierin bewaarde, zijn verdwenen. Bij de beklagzitting heeft piw-er M. specifiek verklaard dat
klager gemeld heeft dat hij “processtukken” kwijt was, terwijl in de uitspraak “spullen” is vermeld. Ook zou piw-er M. hiervan een rapport hebben opgemaakt, terwijl dat rapport niet in het dossier is gevoegd. Naar aanleiding van haar verklaring is
piw-er M. overgeplaatst en het Bureau Integriteit en Veiligheid (BIV) is ingeschakeld. Klager heeft in beroep het verzoek om getuigen te horen herhaald.
Klager stelt voorts dat aan hem tijdens de spitactie geen maaltijd is aangeboden. Aanvankelijk is klager met andere gedetineerden in de keuken ingesloten. Na het luchten is klager in zijn cel ingesloten. Eerst in de loop van de dag werd duidelijk dat
klager niet zelf naar de keuken mocht om te koken. Schriftelijk is aangevoerd dat klager niet aanwezig was op de afdeling op het moment dat het eten werd uitgereikt om 12.00 uur. Klager heeft gelucht tussen 11.30 uur en 12.30 uur. Er had een maaltijd
voor hem achtergelaten moeten worden of het Interne Bijstandsteam (IBT) had na het luchten moeten terugkomen om een maaltijd uit te reiken.
Met betrekking tot de visitatie stelt klager zich op het standpunt dat er geen enkele aanleiding was hem te visiteren. Klager heeft hier veel moeite mee sinds hij in de EBI heeft verbleven. Klager is in zijn eigen cel gevisiteerd, terwijl de deur
openstond. Er waren vier personen buiten klagers cel en die hadden allen zicht op klager in zijn cel. Dit heeft klager als vernederend ervaren. Klager had geen keuze om deze visitatie te ondergaan, maar hij heeft wel bezwaar gemaakt. Klagers celdeur
had
moeten worden gesloten bij de visitatie.
Schriftelijk is aangevoerd dat de inhoud van het nagezonden verslag van 17 november 2015 niet strookt met de mededeling van de medewerkers van de Landelijke Bijzondere Bijstandseenheid (LBB) dat zij de papieren op de cel van klager links hebben laten
liggen en met de documenten niets hebben gedaan, zoals opgenomen in de Reconstructie. De piw-er M. heeft met eigen ogen gezien dat stukken verspreid lagen. Zij schreef in haar verslag: “Beddengoed, boeken, papieren, kortom alles lag verspreid in zijn
cel”. Het is onrechtmatig jegens klager dat dit verslag nu pas is verstrekt.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Na een celinspectie worden alle spullen teruggezet op een cel. Wat niet standaard hoort op een cel wordt apart bewaard. Het afdelingshoofd beslist over het bewaren van goederen op cel op basis van de huisregels. Het is niet zo dat foto’s worden
vernield
bij een celinspectie. Er is geen verslag opgemaakt door piw-er M. Alle stukken zijn in het dossier gevoegd.
De directeur heeft in de voorbereiding van de spitactie beslist dat er geen gelegenheid zou zijn voor gedetineerden om zelf te koken. De directeur heeft vooraf maaltijden besteld bij de cateraar. Deze maaltijden zijn in warmtekarren rondgebracht. Bij
alle gedetineerden is aangeklopt om ze een maaltijd aan te bieden. De directeur gaat ervan uit dat het personeel professioneel handelt en dat ook bij klager is aangeklopt om hem een maaltijd aan te bieden.
Bij een LBB-actie wordt iedere gedetineerde gevisiteerd. Dit gebeurt standaard. De wachtcommandant heeft ervaring met deze procedure en houdt er toezicht op dat de gedetineerden in een gesloten ruimte worden gevisiteerd. De directeur kan niet
uitsluiten
dat andere personeelsleden hebben gezien dat klager gevisiteerd werd. De directeur verzekert dat andere gedetineerden niet hebben kunnen zien dat klager onderworpen werd aan een visitatie.

3. De beoordeling
De beroepscommissie wijst af klagers verzoek tot het horen van de getuigen C. en P.(medegedetineerden), de voormalig vestigingsdirecteur D. en piw-er M., nu naar het oordeel van de beroepscommissie het horen van deze getuigen redelijkerwijs niet kan
bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De beroepscommissie wijst het subsidiaire verzoek om piw-er M. schriftelijk nadere inlichtingen te vragen toe.

De beroepscommissie stelt allereerst vast dat eerst in de beroepsprocedure, na de behandeling ter zitting, het verslag dat is opgemaakt door piw-er M. is overgelegd. Het bevreemdt de beroepscommissie dat de directeur ter zitting heeft verklaard dat er
geen verslag is opgemaakt. Het is aan de directeur om alle relevante stukken aan het dossier toe te voegen en op de hoogte te zijn van een door zijn medewerkers opgemaakt verslag. Dit leidt er echter niet toe dat alleen hierom al het beklag gegrond
dient te worden verklaard. De beroepscommissie zal de inhoud van het verslag zoals opgemaakt door piw-er M. betrekken bij de beoordeling van het beklag.

De beklagcommissie heeft op 22 februari 2016 het beklag gegrond verklaard voor zover het betreft het buiten de aanwezigheid van klager controleren van zijn strafdossier. Nu de directeur niet in beroep is gekomen, is deze uitspraak onherroepelijk is
geworden.

Met betrekking tot de klacht dat klager na de spitactie diverse processtukken mist, overweegt de beroepscommissie als volgt. Op 17 november 2015 is door het LBB een spitactie in de inrichting uitgevoerd. Klager stelt dat hij van zijn raadsvrouw, mr. A.
van der Plas, vertrouwelijke stukken heeft gekregen die hij op cel bewaarde. De raadsvrouw heeft dit bevestigd en een opsomming van de vertrouwelijke stukken aan het dossier gevoegd. Bij de beklagzitting heeft de directeur verklaard dat – nadat klager
geklaagd had over de vermissing van zijn stukken – hij frequent contact heeft gehad met het LBB. De week na de actie is er alles aan gedaan om helderheid te scheppen over de zaak. Er is een reconstructie gemaakt, inclusief verklaringen van medewerkers.
De reconstructie en bijbehorende verklaringen bevinden zich in het dossier. In de verklaringen van de LBB-medewerkers die de spitactie hebben uitgevoerd wordt – voor zover hier belang – verslag gedaan dat in klagers cel grote hoeveelheden boeken en
papier zijn aangetroffen. Blijkens de verklaring van 20 november 2015 van de Teamleider beveiliging E. heeft hij het LBB opdracht gegeven de kartonnen dozen gevuld met boeken/tijdschriften terug te zetten op klagers cel en dit alleen op het
spitformulier te vermelden. In het rapport van 20 november 2015 betreffende de celinspectie van klager is door drie medewerkers van het LBB op ambtsbelofte/ambtseed gerapporteerd dat diverse goederen te weten twee lege grote bakken, verfattributen,
handzeep met alcohol en illegale cd’s van cel zijn gehaald, hetgeen zij op de verzamelstaat celinspectie hebben aangegeven. Op het inspectieformulier LBB zijn de op klagers cel aangetroffen contrabande vermeld. Blijkens het verslag en nader opgevraagde
verklaring van piw-er M. heeft zij klager nadat het LBB de afdeling had vrijgegeven bij zijn cel gesproken. Klager was verontwaardigd en zei meteen dat hij papieren kwijt was.
De beroepscommissie ziet zich voor de vraag gesteld of klager aannemelijk heeft gemaakt dat bij de spitactie vertrouwelijke processtukken van zijn cel zijn weggenomen. De beroepscommissie beantwoordt deze vraag ontkennend. De beroepscommissie maakt uit
de verklaringen van de medewerkers van het LBB op dat klager grote hoeveelheden tijdschriften en papier op cel had. De teamleider beveiliging heeft verklaard opdracht te hebben gegeven deze papieren op cel terug te plaatsen en slechts een melding te
maken op het spitformulier. In het rapport celinspectie is opgesomd welke goederen uit klagers cel zijn verwijderd. Daarbij staat niet vermeld dat er papieren of documenten uit de cel zijn gehaald. Evenmin staat dit vermeld bij de lijst aangetroffen
contrabande op het inspectieformulier. De beroepscommissie gaat in beginsel uit van de juistheid van de verklaringen van de medewerkers, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn om aan de juistheid van deze verklaringen te twijfelen. Hiervan is geen
sprake. Weliswaar heeft klager onmiddellijk na de spitactie aan piw-er M. aangegeven dat hij papieren miste en heeft klagers raadsvrouw bevestigd dat zij klager processtukken heeft toegezonden, echter de beroepscommissie ziet hierin onvoldoende
aanleiding te twijfelen aan de inhoud van het inspectieformulier en de verklaring van de teamleider en de medewerkers van het LBB nu deze verklaringen door meerdere medewerkers zijn afgelegd en inhoudelijk met elkaar stroken. De beroepscommissie heeft
geen concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat in het rapport celinspectie en het inspectieformulier niet uitputtend is opgesomd welke goederen uit klagers cel zijn verwijderd. Dit geldt ook voor het betoog van klager dat de uit zijn cel
gehaalde
kratten/bakken niet leeg waren maar gevuld met processtukken. Het beroep is ongegrond.

Met betrekking tot de klacht van klager dat hem op 17 november 2015 geen maaltijd is verstrekt overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie heeft ambtshalve kennisgenomen van de schriftelijke inlichtingen van 13 juli 2016 (kenmerk 16/1014/GA). In die zaak heeft de directeur schriftelijk aangevoerd dat de “zwarte bakken” [de beroepscommissie leest: de kant en klare
maaltijden] op 17 november 2015 zijn uitgereikt door het IBT. Hiervoor wordt verwezen naar twee meldingen. In voornoemde meldingen staat dat omstreeks 12.00 uur alle gedetineerden in de locatie Zuyder Bos etensbakken aangeboden hebben gekregen. Op de
afdeling E0 werd door de meerderheid de warme maaltijd geweigerd. Deze maaltijden zijn retour gebracht naar de keuken. Aan de gedetineerden die wel een warme maaltijd wilden hebben, is een maaltijd verstrekt. Klager verblijft op afdeling E0. In
beginsel
gaat de beroepscommissie uit van de verklaring van het personeel, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat aan deze verklaringen moet worden getwijfeld. Dat is hier niet het geval. De stelling dat aan klager geen maaltijd is verstrekt, omdat hij aan
het
luchten was, is niet aannemelijk geworden.

Hetgeen in beroep is aangevoerd omtrent de visitatie die klager heeft moeten ondergaan, kan niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.

De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie wijst het verzoek om getuigen te horen af. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 30 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven