Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1188/TA, 24 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:24-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1188/TA

betreft: [klager] datum: 24 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

het hoofd van FPC De Kijvelanden te Poortugaal, verder te noemen de inrichting,

gericht tegen een uitspraak van 22 maart 2016 van de beklagcommissie bij genoemde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2016, gehouden in Justitieel Centrum Zaanstad, zijn gehoord klagers raadsman mr. H.M.W. Daamen, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...].
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft, voor zover in beroep aan de orde, een maatregel van plaatsing in afzondering (op eigen kamer) met ingang van 15 januari 2016 in verband met de handhaving van de orde en de veiligheid in de inrichting

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft bepaald dat zij, na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, zal bepalen of klager enige tegemoetkoming moet
worden geboden.

2. De standpunten
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht.
Klager was betrokken bij een ernstig incident. Zowel klager als de betrokken medepatiënt waren fysiek beschadigd. Klager gaf aan dat hij niet was begonnen en dat hij handelde uit zelfverdediging. Het was voor de inrichting niet duidelijk wat zich had
afgespeeld en wat klagers aandeel in het geheel was. Uiteindelijk is duidelijk geworden dat het incident bestond uit twee delen en de medepatiënt eerder die dag door een andere patiënt al uit klagers kamer was gehaald. Dit voorval is niet bij de staf
gemeld. Ook tijdens het tweede deel van het incident is de hulp van de staf niet ingeroepen. Met de vaststelling dat klager niet de eerste klap had uitgedeeld, was nog niet komen vast te staan dat het door klager gepleegde geweld proportioneel was en
uitsluitend ter zelfverdediging was aangewend. Ook klager had een bepaald aandeel en zou gedreigd hebben met ‘keel doorsnijden’ en moest echt gestopt worden in het incident.
Zowel klager als de medepatiënt hebben aangifte gedaan. Beide aangiftes zijn uiteindelijk geseponeerd. Het hoofd van de inrichting is van mening dat de beklagcommissie ten onrechte heeft geoordeeld dat de maatregel eerder dan 19 januari 2016 beëindigd
had kunnen worden. De inrichting had tijd nodig om meer zicht te krijgen op wat er op de afdeling speelde rondom de vechtpartij. Er bestonden vermoedens dat het incident te maken had met drugshandel. De staf heeft met klager, de desbetreffende
medepatiënt en verschillende andere patiënten gesproken. Hier is de staf het hele weekend mee bezig geweest. Het herstelgesprek tussen klager en de medepatiënt vond plaats op 18 januari 2016. De staf vond niet dat klager hier eerder toe in staat was.
Klager was nog te gespannen en was onvoldoende in staat naar zijn eigen aandeel te kijken. Omdat er veel onrust op de afdeling heerste en het vermoeden bestond dat er meer speelde, achtte de inrichting het van belang het incident afdelingsbreed te
bespreken. Op 19 januari 2016 heeft een groepsgesprek plaatsgevonden, waarna de maatregel is beëindigd.

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. De beklagcommissie heeft terecht geoordeeld dat de maatregel te lang heeft geduurd. De medepatiënt had toegegeven de agressor
te zijn en klager aangevallen te hebben. Het was derhalve voldoende geweest alleen de medepatiënt in te sluiten. Voorts is niet duidelijk waarom bepaalde handelingen, zoals het herstelgesprek, niet eerder konden plaatsvinden. Het zit klager hoog dat
hij
zomaar is aangevallen en hem wordt verweten dat hij niet naar zijn eigen aandeel kon kijken. Het is echter niet altijd zo dat waar twee vechten, ook twee schuld hebben. De verwondingen van de medepatiënt (bijtwond aan duim en een gescheurde lip) passen
bij klagers verhaal dat hij van achteren is aangevallen door de medepatiënt en hij zich heeft verdedigd. Klager verzoekt de beroepscommissie zelf een tegemoetkoming vast te stellen van € 7,50 per dag dat hij ten onrechte in afzondering heeft verbleven.

3. De beoordeling
Vast staat dat op 15 januari 2016 een incident tussen klager en een medepatiënt heeft plaatsgevonden, waarbij beiden gewond zijn geraakt. Klager is naar aanleiding hiervan afgezonderd op zijn kamer. De beklagcommissie heeft geoordeeld dat oplegging van
de maatregel niet onredelijk en onbillijk is. In beroep is derhalve enkel het voortduren van de maatregel aan de orde.

Uit de schriftelijke mededeling van de maatregel tot afzondering volgt dat door de staf is gezien dat klager en een medepatiënt in de natte ruimte van klagers kamer stonden. Klager stond met zijn rug naar de hoek van de kamer en hield de medepatiënt
vast. De medepatiënt had een pen in zijn hand en de staf zag bloed. Klager riep direct ‘Zie je, ik word aangevallen!’. De medepatiënt is vervolgens uit klagers kamer begeleid. Klager gaf aan geen verwondingen te hebben. Nadat een verpleegkundige was
langs geweest, is een striem in klagers nek geconstateerd.

Blijkens de schriftelijke mededeling heeft klager tijdens het horen verklaard dat de medepatiënt zijn kamer binnen kwam, hem bij zijn nek pakte en hem (als eerste) sloeg. Klager stelde uit zelfverdediging te hebben teruggeslagen. Vervolgens zijn twee
medepatiënten te hulp geschoten door de desbetreffende medepatiënt van klager af te trekken. Toen klager zijn gezicht aan het wassen was, omdat daar bloed opzat, kwam de medepatiënt weer zijn kamer binnen en bedreigde hij klager met de pen.

Naar het oordeel van de beroepscommissie is door het hoofd van de inrichting voldoende onderbouwd waarom het noodzakelijk werd geacht de maatregel tot 19 januari 2016 te laten voortduren. Hierbij is in aanmerking genomen dat sprake was van een
verstrekkend onderzoek met groepsaspecten, hetgeen veel tijd in beslag nam. Bovendien is voldoende onderbouwd waarom het niet mogelijk was het herstelgesprek eerder te laten plaatsvinden. Aannemelijk is dat de veiligheid niet eerder kon worden
gegarandeerd. Nadat op 18 januari 2016 het herstelgesprek en op 19 januari 2016 het groepsgesprek had plaatsgevonden en de veiligheid kon worden gegarandeerd, is de maatregel direct beëindigd.

Nu de beroepscommissie aannemelijk acht dat het niet mogelijk was de maatregel eerder dan 19 januari 2016 te beëindigen, zal zij het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag alsnog ongegrond
verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag in zoverre alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. L.C. Mulder en mr. J.M.L. Niederer, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 augustus 2016

secretaris voorzitter

Naar boven