Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/2065/GA, 13 januari 2003, beroep
Uitspraakdatum:13-01-2003

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/2065/GA
betreft: [klager] datum: 13 januari 2003

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 30 september 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 september 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde p.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 20 december 2002, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer [...], directeur bij voormelde p.i.
Klagers raadsman heeft schriftelijk laten weten dat hij noch klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt en op behoorlijke wijze was opgeroepen, ter zitting zullen verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afwijzing van een aanvraag om algemeen verlof in het kader van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (Regeling TVI), d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De directeur verwijst naar hetgeen is vermeld in zijn schriftelijke reactie bij de beklagrechter d.d. 26 september 2002. Naar zijn mening dient de Regeling TVI zodanig te worden gelezen dat, indien de directeur en het openbaarministerie ten aanzien van een verlofaanvraag dezelfde mening zijn toegedaan, te weten dat het verzoek moet worden afgewezen, de directeur over die verlofaanvraag te dient beslissen. In het onderhavige geval achtte de directeur hetbelang van de samenleving te zwaarwegend – klager was veroordeeld voor een seksueel misdrijf met een minderjarige en zijn verlofadres zou in de buurt van de woonplaats van die minderjarige zijn – om aan klager algemeen verlof toe testaan. In de onderhavige zaak is het verzoek van klager, alvorens over het verlof te beslissen, besproken in het gedetineerdenberaad. Uit dat beraad kwam een negatief advies met betrekking tot het verlenen van verlof. De directeurheeft dat advies gevolgd en, mede gelet op het negatieve advies van het openbaar ministerie, dienovereenkomstig beslist.
Door en namens klager is zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
De directeur heeft op 19 juli 2002 een verzoek tot algemeen verlof afgewezen. Het eerste verzoek om algemeen verlof is door de minster van justitie bij brief van 4 april 2002 afgewezen. Vervolgens de heeft directeur een tweedeverzoek afgewezen. De onderhavige verlofaanvraag betreft klagers derde verzoek tot algemeen verlof. Op grond van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de Regeling TVI beslist de minister – voor zover ten deze van belang – oververzoeken om verlof in gevallen bedoeld in artikelen 17, eerste lid. In de overige gevallen beslist de directeur namens de minister.
Artikel 17 van de Regeling TVI luidt (voor zover hier van belang):
-1. De minister beslist over een eerste verzoek om algemeen verlof indien:
a. het een gedetineerde betreft die is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf langer dan twee jaar of die veroordeeld is wegens een delict waarbij sprake was van een grote maatschappelijke onrust; zijn evenwelzowel het openbaar ministerie als de directeur van mening dat het verlof niet moet worden verleend, dan doet de directeur de aanvraag af;
b. het openbaar ministerie, al dan niet verplicht geraadpleegd, anders dan de directeur van mening is, dat het verlof niet moet worden verleend.
-2. In alle overige gevallen wordt de beslissing omtrent het verlenen van verlof door of namens de directeur genomen.

De beroepscommissie is met de directeur van oordeel, dat, nu zowel hij als het openbaar ministerie van oordeel waren dat het verzoek moest worden afgewezen, de directeur beslissingsbevoegd was. Weliswaar zegt de Toelichting opeerdergenoemd artikel 17 van de Regeling TVI dat de minister na een afwijzende eerste beslissing beslist over volgende verzoeken, maar de beroepscommissie verstaat daarbij dat overeenkomstig de beslissystematiek ten aanzien van eeneerste verlofverzoek bedoeld is te zeggen dat – voor zover ten deze van belang – de minister steeds de bevoegde instantie is, indien er sprake is van niet gelijkluidende negatieve meningen en/of adviezen met betrekking tot de vraagof aan een gedetineerde verlof zou moeten worden verleend. Dit maakt dat de beslissing van de beklagrechter niet in stand kan blijven. Nu naar het oordeel van de beroepscommissie niet kan worden gezegd dat de onderhavige beslissingvan de directeur, rekening houdend met de in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht, moet het beroep gegrond en het beklag daarom alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. H.B. Greven, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 13 januari 2003

secretaris voorzitter

Naar boven