Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0644/GA en 16/980/GA, 17 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:17-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/644/GA en 16/980/GA

betreft: [klager] datum: 17 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.C. Levy, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 22 februari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 juli 2016, gehouden in de p.i. Vught, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van voormelde inrichting, gehoord. Als toehoorder was aanwezig [...], stagiaire bij de Raad.
Klagers raadsvrouw, mr. M.C. Levy, heeft op 21 juli 2016 schriftelijk bericht dat zij niet ter zitting zal verschijnen. Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraken van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van cameraobservatie van klager gedurende zijn verblijf in zijn cel voor de duur van zeven dagen, ingaande op 17 december 2015 (VU-2015-2411);
b. een verlenging van een eerder aan klager opgelegde ordemaatregel van cameraobservatie gedurende zijn verblijf in zijn cel met een dag, ingaande op 7 januari 2016 (VU-2016-39).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Op 14 januari 2016 hebben klager en zijn raadsvrouw een NIFP rapport van het PBC ontvangen. Hierin is kort samengevat het volgende vermeld: Tijdens de
observatieperiode was er geen sprake van suïcidale gestes; klager vertoonde geen zelfbeschadigend gedrag en een psychotische stoornis kon niet worden aangetoond; klager maakte een voldoende stevige indruk. Deze bevindingen staan haaks op wat het PBC
volgens de directeur zou hebben doorgegeven aan het PPC Vught en op basis waarvan is beslist klager onder cameratoezicht te plaatsen. Klager heeft ook meerdere malen aangegeven dat cameraobservatie niet nodig is en dat hij niet suïcidaal is. De
bestreden beslissingen zijn dan ook op onjuiste informatie gebaseerd. Verzocht wordt om een tegemoetkoming van € 20,= per dag.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De directeur heeft de bestreden beslissingen genomen op basis van informatie afkomstig van het PBC en op basis van
klagers gedrag. Voorafgaand aan de bestreden beslissingen is advies ingewonnen bij een psychiater en een arts. Er vindt iedere ochtend een overleg plaats, waarbij een psychiater aanwezig is. De psychiater onderhoudt contact met de behandelcoördinator.
De directeur is dagelijks geadviseerd over de noodzaak van de voortzetting van het cameratoezicht.
Klagers raadsvrouw verwijst in het klaagschrift van 11 januari 2016 naar een brief van 9 januari 2016. In die brief zou zijn vermeld dat het cameratoezicht met een dag wordt verlengd en dat het cameratoezicht op 14 januari 2016 zal eindigen. De
directeur geeft aan dat er geen brief of beslissing van 9 januari 2016 bestaat. Het klopt dat het cameratoezicht met een dag is verlengd, maar dit was met ingang van 7 januari 2016. Daartoe is beslist omdat de behandelcoördinator op 7 januari 2016 niet
aanwezig was.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beroepscommissie begrijpt de klacht aldus dat deze is gericht tegen de beslissing van 7 januari 2016 tot verlenging van een ordemaatregel van cameraobservatie met een dag.

Ingevolge het bepaalde in artikel 34a, eerste lid, van de Pbw kan de directeur bepalen dat een gedetineerde die in een individueel regime als bedoeld in artikel 22 is geplaatst, dag en nacht door middel van een camera wordt geobserveerd indien dit ter
bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van de gedetineerde noodzakelijk is.
Klager is op 3 december 2015 vanuit het PBC geplaatst in het PPC Vught. Uit de stukken blijkt dat klager na binnenkomst in het PPC timide was en dat hij verward over kwam. Er kon nauwelijks contact met klager worden gemaakt en het was niet goed in te
schatten hoe hij zich voelde. Van het PBC was informatie ontvangen dat klager aldaar suïcidale uitlatingen had gedaan. Klager is van 3 december 2015 tot en met 7 januari 2016 geobserveerd door middel van cameratoezicht.
Hoewel uit de stukken blijkt dat klager op 7 januari 2016 minder verward en timide over kwam en sprake was van verbetering van zijn toestandsbeeld, acht de beroepscommissie, gelet op voormelde omstandigheden, voldoende aannemelijk geworden dat de
verlenging van cameratoezicht met een dag, in afwachting van een advies van de behandelcoördinator over de noodzaak van een verdere voortzetting van cameratoezicht, noodzakelijk was ter bescherming van de geestelijke of lichamelijke toestand van
klager.
De bestreden beslissing kan dan ook niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag als vermeld onder b. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. J.I.M.W. Bartelds en drs. F.M.J. Bruggeman, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 17 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven