Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1830/GB, 9 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:09-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1830/GB

Betreft: [klager] datum: 9 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.J. Voors, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager en zijn raadsman, mr. H.J. Voors, zijn in de gelegenheid gesteld om door een lid van de Raad te worden gehoord. Klager noch zijn raadsman hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad, ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 15 oktober 2015 gedetineerd. Hij verbleef in de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Haaglanden. Op 15 april 2016 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Lelystad, waar een regime
van beperkte gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Tijdens een verlof van klager heeft een incident plaatsgevonden. Hiervoor is hij voorgeleid aan de rechter-commissaris, die de bewaring heeft bevolen en nog dezelfde dag heeft geschorst. Door het ontstaan van die nieuwe verdenking is klagers verblijf
in
de z.b.b.i geëindigd. Volgens klager is een beëindiging van een dergelijk verblijf bij een nieuwe verdenking geen automatisme. De beroepscommissie heeft eerder overwogen dat het enkele bestaan van een nieuwe verdenking en een geschorste voorlopige
hechtenis niet in de weg hoeft te staan aan een verblijf in een z.b.b.i. Net als in het geval van klager was daar toen niet aannemelijk dat hij voor de einddatum van zijn lopende detentie in eerste aanleg zou zijn veroordeeld. De beslissing van de
selectiefunctionaris is daarnaast in strijd met de onschuldpresumptie. Klager is thans niet meer dan een verdachte, of hij ter zake van die verdenking veroordeeld zal worden is nog ongewis. Het gevolg van de bestreden beslissing zal zijn dat klager
zijn
baan zal verliezen, terwijl hij daarnaast in de p.i. Lelystad de benodigde medische zorg en behandeling zal moeten ontberen, hetgeen hij in de z.b.b.i. wel kreeg. Het beroep moet daarom gegrond worden verklaard en klager moet worden teruggeplaatst naar
de z.b.b.i., aldus het standpunt van klager.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verblijf van klager in een z.b.b.i. is bij beslissing van 14 april 2016 beëindigd, met selectie voor de p.i. Lelystad. Reden lag in de omstandigheid dat klager verdacht wordt van het plegen van een nieuw strafbaar feit. Ingevolge artikel 2, tweede
lid, onder d van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) zijn gedetineerden die zijn geplaatst in het basisprogramma, al dan niet door degradatie, uitgesloten van plaatsing in een z.b.b.i. Ingevolge
artikel 1e, onder b, van de Regeling zijn gedetineerden die worden vervolgd voor het plegen van dan wel medeplegen van misdrijven tijdens detentie, uitgesloten van plaatsing in het plusprogramma. Dat is bij klager het geval. Omdat hij niet in
aanmerking
komt voor plaatsing in het plusprogramma, kan hij niet (langer) verblijven in een z.b.b.i. De omstandigheid dat de voorlopige hechtenis is geschorst, betekent niet dat de strafzaak is beëindigd, aldus de selectiefunctionaris.

4. De beoordeling
4.1. Klager, die een in Duitsland onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf in Nederland mag ondergaan, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.2. Artikel 2 van de Regeling luidt – voor zover hier van belang –:
1. (...)
2. Voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting of afdeling komen niet in aanmerking:
a. (...)
b. (...)
c. die in het basisprogramma zijn geplaatst;
d. die zijn gedegradeerd, of
e. (...)

Artikel 1 e van de Regeling luidt – voor zover hier van belang –:
Uitgesloten van promotie of het plusprogramma zij gedetineerden:
a. (...)
b. die vervolgd worden voor het in detentie plegen dan wel medeplegen van misdrijven. Indien de vervolging niet leidt tot een veroordeling, wordt de uitsluiting ongedaan gemaakt;
c. (...)
d. (...)

4.3. Onweersproken is dat klager tijdens detentie, te weten tijdens een verlofmoment is aangehouden op grond van de verdenking van het plegen (of medeplegen) van een strafbaar feit, waarbij hij in bewaring is gesteld. Daarmee staat vast dat er ten
aanzien van klager sprake is van een vervolging voor een tijdens detentie (mede)gepleegd misdrijf. Om die reden is klager van rechtswege uitgesloten van promotie en deelname aan het plusprogramma.

De omstandigheid dat die voorlopige hechtenis nog dezelfde dag door de rechter-commissaris is geschorst, doet daaraan niet af. Nu deelname aan het plusprogramma een wettelijk dwingend vereiste is voor plaatsing in een (z.)b.b.i. voldoet klager niet
(langer) aan de eisen voor een verder verblijf in de z.b.b.i. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk
worden
aangemerkt.

4.4. Voor zover in het beroepschrift wordt gesproken van de beslissing tot beëindiging van het penitentiair programma geldt dat, nu klager nog niet was geselecteerd voor deelname aan een dergelijk programma, er ook nog geen sprake is van een
beslissing tot beëindiging van die deelname.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 9 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven