Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1293/GA, 7 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:07-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1293/GA

betreft: [klager] datum: 7 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 29 maart 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 17 augustus 2016, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is klager gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.M.M.M. Vogels. De directeur van de p.i. Nieuwegein heeft schriftelijk laten weten verhinderd
te
zijn ter zitting te verschijnen. Tevens is verzocht op een verslag van horen te kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting is een verslag van horen opgemaakt dat naar klager, zijn raadsman en de directeur is gestuurd. Op 1 september 2016 is een
reactie van de directeur ontvangen, die ter kennisneming naar klager en zijn raadsman is gestuurd.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de weigering een koffiezetapparaat te mogen invoeren.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In de lijst toegestane voorwerpen op cel van de Dienst Justitiële Inrichtingen d.d. 20 mei 2014 (hierna: de lijst toegestane voorwerpen) staat
vermeld dat een koffiezetapparaat is toegestaan indien in de inrichting geen eigen voorziening voor gebruik door gedetineerden aanwezig is. In de inrichting is geen voorziening voor koffie, zodat een koffiezetapparaat toegestaan zou moeten zijn. Dat
met
een magnetron water kan worden verhit, maakt het nog geen redelijke vervanging van een koffiezetapparaat. Water opwarmen met de magnetron heeft eerder tot een ernstig incident geleid, waarna het in de inrichting niet langer was toegestaan de magnetron
voor het opwarmen van water te gebruiken. In de gebruiksaanwijzing van de betreffende magnetron wordt overigens ook gewaarschuwd voor de gevaren van het opwarmen van vloeistoffen in de magnetron. Klager heeft reeds in meerdere inrichtingen verbleven –
bovendien al eerder in de p.i. Nieuwegein – waarbij het altijd was toegestaan een koffiezetapparaat op cel te hebben. Zo ook in de locatie Zuyder Bos, waar klager nu verblijft. Het is onbegrijpelijk dat dit in Nieuwegein niet langer is toegestaan.
Meerdere gedetineerden beschikten ondanks die regel wel over een koffiezetapparaat. Klager heeft echter gedurende een periode van twee à drie maanden geen beschikking gehad over een koffiezetapparaat. Er kon via de winkellijst ook nog steeds
filterkoffie worden besteld. In bijlage 3 van de huisregels van de p.i. Nieuwegein staat een koffiezetapparaat vermeld als deel uitmakend van de celinventaris. De directeur heeft voorgesteld voor klager een uitzondering te maken wanneer hij zijn beklag
zou intrekken, maar hier is klager niet op ingegaan.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft aangevoerd dat hij eerder in de p.i. Nieuwegein heeft verbleven en dat hij destijds wel over een koffiezetapparaat mocht beschikken.
Klager heeft van 7 oktober 2013 tot en met 10 februari 2014 in Nieuwegein verbleven. Destijds was het huidige algemene beleid nog niet ingevoerd. Een koffiezetapparaat komt niet voor op de lijst toegestane voorwerpen. Er is wel degelijk een
koffievoorziening op cel, nu bij de weekverstrekking oploskoffie wordt verstrekt en water in de magnetron kan worden opgewarmd. Het klopt dat sommige gedetineerden nog over een koffiezetapparaat beschikken, omdat deze destijds niet allemaal zijn
ingenomen, hoewel dat wel beoogd was, en dat daarom ook nog filterkoffie verstrekt wordt. Deze apparaten zullen niet vervangen worden zodra ze kapot gaan. Dat klager een koffiezetapparaat heeft overgenomen van een medegedetineerde, is in strijd met de
huisregels. Uit coulance is evenwel besloten dat klager het koffiezetapparaat mag houden. Celinventarislijsten worden niet altijd direct geactualiseerd, dit doet niet af aan de regel. Er heeft zich inderdaad een ernstig incident voorgedaan met een
beker
in de magnetron. Nader onderzoek naar dit incident heeft tot de conclusie geleid dat de glazen die worden gebruikt vuurvast zijn. Deze kunnen zonder problemen in een magnetron geplaatst worden om water op te warmen. Er was sprake van een incident,
waarschijnlijk veroorzaakt doordat het glas stuk was voordat het in de magnetron werd geplaatst. Dit incident staat echter los van klagers beklag en nu klager beschikte over een koffiezetapparaat is de situatie dat hij warm water moet opwarmen in de
magnetron, hetgeen volgens hem gevaarlijk is, ook niet op hem van toepassing. Het beklag betreft een algemeen in de inrichting geldende regel, zodat klager terecht niet-ontvankelijk is verklaard.

3. De beoordeling
De directeur heeft geweigerd de invoer van een koffiezetapparaat toe te staan op grond van artikel 4.5.1 van de huisregels van de inrichting en de bijbehorende bijlage ‘Toegestane artikelen’. In deze bijlage wordt verwezen naar de lijst toegestane
voorwerpen, waarin staat dat een gedetineerde een koffie-/theezetapparaat op cel mag houden indien in de inrichting geen eigen (koffie- en thee)voorziening voor gebruik door gedetineerden aanwezig is. Reeds vanwege de voorwaardelijke formulering ervan,
is geen sprake van een algemeen in de inrichting geldende regel. Klager had daarom in zijn beklag dienen te worden ontvangen.

De beroepscommissie is van oordeel dat de in de inrichting aanwezige magnetron in de onderhavige zaak niet kan worden aangemerkt als een adequate voorziening voor het zetten van koffie en thee, omdat kennelijk naar aanleiding van het door de directeur
en klager genoemde incident het gedurende een zekere tijd niet was toegestaan de magnetron te gebruiken voor het opwarmen van vloeistoffen. Dat over het functioneren van de magnetron en de daarin gebruikte glazen inmiddels duidelijkheid is verkregen en
aangenomen mag worden dat de magnetron inmiddels wel als een voldoende veilig alternatief geldt, doet daaraan niet af. Nu destijds geen sprake was van een adequate voorziening voor het zetten van koffie, had de invoer van klagers koffiezetapparaat niet
op deze grond geweigerd kunnen worden. De beroepscommissie zal de uitspraak van de beklagrechter vernietigen, klager alsnog ontvangen in het beklag en dat beklag gegrond verklaren. Nu klager enige tijd ten onrechte geen beschikking heeft gehad over een
adequate koffievoorziening, ziet de beroepscommissie aanleiding klager een financiële tegemoetkoming toe te kennen. Zij zal de hoogte daarvan bepalen op € 10,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 10,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. M.M. Boone en J.G.A. van den Brand, leden, in tegenwoordigheid van
P. de Vries, secretaris, op 7 september 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven