Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2169/GA, 5 september 2016, beroep
Uitspraakdatum:05-09-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/2169/GA

betreft: [klager] datum: 5 september 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.W.E. Luiten, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 27 juni 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde p.i. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de afwijzing van een verzoek om verlof in het kader van de aan klager opgelegde I.S.D.-maatregel.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht.
Bij een verlofaanvraag dient een belangenafweging te worden gemaakt. Klagers belang moet worden afgewogen tegen het belang van de samenleving. Uit de beslissing blijkt niet waarom klagers belangen ondergeschikt zouden moeten zijn aan het belang van de
samenleving. De directeur heeft in zijn verweer een andere grond genoemd dan in zijn beslissing. Het door de directeur in zijn verweer genoemde ontbreken van een aanvaardbaar verlofadres wordt in zijn beslissing niet genoemd. Klager stelt dat er
daarenboven voor hem een noodzaak was voor het verleend krijgen van verlof. Hij moest, mede gelet op het naderende einde van zijn detentie, een aantal zaken met de bank en de woningbouwvereniging kunnen regelen en vraagt daarom om twee uren verlof.
Hoewel een deel van die zaken ook vanuit de inrichting geregeld kunnen worden, heeft het zelf in de samenleving regelen van dit soort zaken ook een resocialiserend effect. Tenslotte heeft de directeur niet onderzocht of het verlof niet alsnog verleend
zou kunnen worden met bepaalde voorwaarden. Klager verzoekt om op zijn beroep te worden gehoord. Hij vraagt om een gegrondverklaring en zou graag een tegemoetkoming toegewezen krijgen van
€ 50,=.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep gehandhaafd.

3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om hem te horen. De beroepscommissie is van oordeel dat dit niet noodzakelijk is nu zij zich aan de hand van de stukken voldoende ingelicht acht om op het beroep te beslissen.

Klager is gedetineerd in een Inrichting voor stelselmatige daders (ISD) in het kader van een hem opgelegde ISD-maatregel. Ten tijde van de bestreden beslissing bevond klager zich in fase 1 van de maatregel, in welke fase de ISD-er nog niet over
vrijheden beschikt.

Blijkens de beslissing van de directeur van 28 april 2016 heeft de directeur zijn afwijzing gegrond op het ontbreken van een duidelijke noodzaak en onderbouwing van het verzoek om verlof, nu hetgeen klager wil ondernemen ook vanuit de inrichting met
behulp van de casemanager kan worden geregeld.

Blijkens de schriftelijke reactie van de directeur aan de beklagcommissie was voorts van belang dat een aanvaardbaar verlofadres ontbrak en dat klager weigerde zijn verlofplan in te vullen. Dit blijkt uit het overgelegde D&R plan.

De beroepscommissie is van oordeel dat mede in het licht van de omstandigheid dat klager zich in fase 1 van de ISD maatregel bevond, de directeur heeft kunnen beslissen dat de noodzaak van klagers verlof ontbrak. Nu bovendien zowel een aanvaardbaar
verlofadres als een verlofplan ontbraken, kan de beslissing van de directeur bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van
de beklagcommissie worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter, mr. M.M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem - Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 5 september 2016

secretaris voorzitter

Naar boven