Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1901/GA, 11 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 16/1901/GA

betreft: [...] datum: 11 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught,

gericht tegen een uitspraak van 22 april 2016 van de alleensprekende beklagrechter bij de p.i. Vught, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en de directeur van voornoemde locatie om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het in afwezigheid van klager openen van klagers post afkomstig van de notaris.

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft aan klager een tegemoetkoming toegekend van € 5,=.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De beklagrechter heeft ten onrechte overwogen dat post van een notaris aangemerkt dient te worden als geprivilegieerde post. Een notaris wordt immers
niet genoemd in de lijst van geprivilegieerde contacten in artikel 37 van de Pbw.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Vast staat dat voor klager bestemde, van een notaris afkomstige post, waarvan aannemelijk is dat deze ook als zodanig kenbaar was, door een medewerker van het Bureau Inlichting en Veiligheid buiten aanwezigheid van klager is geopend.

In artikel 36, tweede lid, van de Pbw is bepaald dat de directeur bevoegd is enveloppen of andere poststukken, afkomstig van of bestemd voor gedetineerden, op de aanwezigheid van bijgesloten voorwerpen te onderzoeken en deze hiertoe te openen. Indien
de
enveloppen of andere poststukken afkomstig zijn van of bestemd zijn voor de in artikel 37, eerste of tweede lid, genoemde personen of instanties, geschiedt dit onderzoek in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde. Ingevolge artikel 37, eerste lid,
onder i. van de Pbw behoort een rechtsbijstandverlener van een gedetineerde tot de personen als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van de Pbw.

Aan de orde is of een notaris dient te worden aangemerkt als rechtsbijstandverlener in de zin van artikel 37, eerste lid, onder i. van de Pbw.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in ABRvS 24 april 2013, AB BZ 2013, 8446, overwogen: “De rechtbank heeft, onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Afdeling [...], terecht vooropgesteld dat met de term
rechtsbijstandverlener [...] de persoon wordt bedoeld, voor wie het verlenen van rechtsbijstand tot zijn beroepsmatige taak behoort en dat personen zonder juridische scholing niet geacht kunnen worden zodanige bijstand te verlenen”. In die uitspraak is
een professioneel belastingadviseur als rechtsbijstandverlener aangemerkt omdat deze over een zekere juridische deskundigheid beschikt, in voldoende mate juridisch geschoold is en de door hem in dit kader verrichte werkzaamheden tot zijn beroepsmatige
taak kunnen worden gerekend.

Voor een notaris geldt eveneens dat deze juridisch geschoold is en over juridische deskundigheid beschikt. Daarnaast kan in zijn algemeen worden aangenomen dat het beroepshalve verzenden van post aan cliënten (derhalve omtrent rechtskundige
aangelegenheden) een werkzaamheid is die tot de beroepsmatige taak van de notaris wordt gerekend.

Voorts bepaalt artikel 22, eerste lid van de Wet op het notarisambt dat een notaris ten aanzien van al hetgeen waarvan hij uit hoofde van zijn werkzaamheid als zodanig kennis neemt tot geheimhouding verplicht is. Een dergelijke geheimhoudingsplicht is
typerend voor rechtsbijstandsverleners, zoals ook het geval is met het tuchtrecht waaraan notarissen onderworpen zijn.

Gelet op het vorenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat een notaris dient te worden aangemerkt als een rechtsbijstandverlener in de zin van artikel 37, eerste lid, onder i. van de Pbw. Dit betekent dat klagers post afkomstig van een notaris
slechts in klagers aanwezigheid geopend had mogen worden. Nu dit niet is gebeurd, zal het beroep ongegrond worden verklaard en zal de uitspraak van de beklagrechter worden bevestigd met aanvulling van de gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagrechter met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 11 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven