Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/0222/GA, 11 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:11-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/222/GA

betreft: [klager] datum: 11 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.H.E.M. Kersemaekers, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 13 januari 2016 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Middelburg,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 juli 2016, gehouden in de p.i. Krimpen aan den IJssel, is klagers raadsvrouw mr. S.E.C. Veldhof gehoord.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
De directeur heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van twaalf dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel zonder televisie, waarvan vier dagen voorwaardelijk en een proeftijd van vier weken, wegens het ernstig verstoren van de orde en
veiligheid in de inrichting.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager heeft tijdens het bezoekmoment een paniekaanval gehad vanwege nieuws van buiten over zijn (ex)vriendin. Tijdens die aanval had hij last van hyperventilatie. Klager is toen afgezonderd, omdat het vermoeden bestond van slikken van contrabande.
Hiervan is geen sprake en er is ook geen contrabande aangetroffen. Klager had behoefte aan medische hulp, maar hij werd aan zijn lot overgelaten in de afzonderingscel. Hij heeft meerdere malen om medische hulp verzocht. Klager heeft geen medisch
personeel gezien. Dat medisch personeel zou pas komen, als klager zou toegeven dat hij contrabande had geslikt. Omdat klager in paniek raakte en alleen was, heeft hij dit later ook verklaard. Vanaf dat moment kwamen piw-ers naar klager toe. Toen voelde
klager zich meer gerustgesteld. Het bezoekmoment werd afgebroken om 15.40 uur, terwijl de ambulance pas is gebeld om 18.30 uur. Het medisch personeel was namelijk al weg uit de inrichting. De ordeverstoring kan klager daarom niet worden aangerekend.
Klager had meteen al toegang moeten krijgen tot het medisch personeel.

De directeur heeft zijn standpunt in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Uit het verslag van 28 november 2015 blijkt dat klager zich tijdens het bezoekmoment van 27 november 2015 omstreeks 15.40 uur verslikte en neigde te stikken. In het verslag staat verder: “als reactie hierop spuugde hij de vloeistof die hij in zijn mond
had terug uit, en moest hierbij ook braken. Omdat [klager] in paniek raakte en niet meer op adem kon komen, heb ik alarm gemaakt om mijn collega’s zo snel mogelijk te waarschuwen en hulp in te schakelen.” Daarna heeft het dienstdoende afdelingshoofd
klager gesproken. In dat gesprek heeft klager ontkend dat hij contrabande heeft ingeslikt. Om 15.50 uur is klager ingesloten in afwachting van afhandeling van dit verslag.

Niet weersproken is dat klager, toen hij in afzondering verbleef, meerdere malen heeft verzocht toegang te krijgen tot het medisch personeel. Uit de strafmededeling blijkt voorts dat klager onwel werd op het moment dat de inrichting contact had met de
arts. Er is toen een ambulance gebeld. Klager is meegenomen naar het ziekenhuis en hiervoor moest extra beveiliging worden geregeld. In de strafmededeling staat: “Gelet op de grote overlast die u willens en wetens heeft veroorzaakt, is een sanctie op
zijn plaats.” De beroepscommissie overweegt dat hetgeen is gerapporteerd over het bezoekmoment geen strafwaardig gedrag oplevert als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Het enkele vermoeden dat klager contrabande heeft geslikt, is daartoe
onvoldoende. Evenmin kan klagers verzoek om medische hulp aangemerkt worden als een strafwaardig gedrag in de zin van artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Derhalve zal de beroepscommissie het beroep en onderliggende beklag gegrond verklaren. Nu de
gevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, zal een tegemoetkoming worden toegekend.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 45,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M. Soffers, voorzitter, J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 11 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven