Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1849/GB, 16 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1849/GB

Betreft: [Klager] datum: 16 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S. Splinter, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 25 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Nieuwegein afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 17 februari 2016 gedetineerd. Hij verblijft in het h.v.b. van de locatie Zwaag.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers partner woont in Vleuten en heeft dus een aanzienlijke reistijd, wat lastig te combineren is met het halen en brengen van de kinderen van en naar school en het opvangen van de kinderen
na
schooltijd. Klager is bovendien de enige kostwinner in zijn gezin, waardoor zijn gezin financieel in zwaar weer verkeert. De reiskosten die gemaakt moeten worden om klager te bezoeken zijn daarom een zware belasting voor het gezin. Voor zover het
verzoek tot overplaatsing naar Nieuwegein wordt afgewezen op de grond dat medeverdachten van klager eveneens in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein verblijven, stelt klager zich op het standpunt dat dit juist wenselijk zou zijn, nu hij samen met
medeverdachten op transport naar de rechtbank kan worden gezet voor de behandeling van zijn strafzaak, waarmee transportkosten kunnen worden bespaard.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht. Het Openbaar Ministerie (OM) acht de overplaatsing van klager bezwaarlijk, gelet op het risico van overleg met in de p.i. Nieuwegein verblijvende
medeverdachten. De selectiefunctionaris wijst erop dat, zolang een gedetineerde de status heeft van preventief gehechte, het advies van het OM doorslaggevend is bij verzoeken om overplaatsing naar een ander h.v.b..

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. Klager heeft een verzoek ingediend tot overplaatsing naar het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. Twee medeverdachten van klager verblijven – in afwachting van hun strafzaak – eveneens in het h.v.b. van de p.i. Nieuwegein. Met het oog op – kort
gezegd – collusiegevaar, heeft het OM aangegeven niet akkoord te gaan met de overplaatsing van klager naar Nieuwegein vanwege het risico op contact en overleg tussen medeverdachten en klager.

Voor zover klager bezoekproblemen aan zijn beroepschrift ten grondslag legt, overweegt de beroepscommissie dat dergelijke problemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. De
door klager gestelde bezoeksproblematiek geeft de beroepscommissie geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Bovendien heeft het OM voldoende aannemelijk gemaakt dat door de overplaatsing van klager naar Nieuwegein het risico van collusie
bestaat. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan daarom, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal om die reden ongegrond
worden verklaard.

4.3. Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat – mocht klager in eerste aanleg en eventueel in hoger beroep veroordeeld worden – klager in het kader van een selectie naar een gevangenis zijn voorkeur kenbaar kan maken voor de p.i. Nieuwegein.
De selectiefunctionaris kan dan opnieuw bezien of plaatsing in de p.i. Nieuwegein in de rede ligt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke,
voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven