Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1541/TA, 8 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/1541/TA

betreft: [Klager]           datum: 8 september 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.J. Weldam, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 april 2017 van de beklagcommissie bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, die in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, is namens het hoofd van de inrichting […], juridisch medewerker, gehoord. Klagers raadsman is niet ter zitting verschenen. Klager heeft afstand gedaan van het recht ter zitting te worden gehoord.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft:

a. de afwijzing van klagers verzoek € 50,= van zijn rekening-courant in contanten te ontvangen om de reiskosten van zijn zus in verband met haar bezoek aan de inrichting te vergoeden (OV-2017-40);

b. het niet ontvangen van € 50,= van klagers rekening-courant dat klager in de giftshop van de inrichting wil besteden (OV-2017-40).

De beklagcommissie heeft de klachten ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van klager en de directeur

Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep schriftelijk als volgt toegelicht. Als het hoofd van de inrichting een verzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Financiële Regelgeving afwijst, moet deze die beslissing deugdelijk en voldoende motiveren. De beklagcommissie heeft reeds geoordeeld dat hetgeen het hoofd van de inrichting in dit verband naar voren heeft gebracht niet voldoende is. Dat betekent dat de grondslag voor de afwijzing ontbreekt. De afwijzing is daarom niet redelijk.

Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep ter zitting als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht. Het klopt dat het hoofd van de inrichting heeft geweigerd klager € 50,= in contanten te geven voor het vergoeden van de reiskosten van zijn zus. Het is klager wel toegezegd het desbetreffende bedrag naar de rekening van zijn zus over te maken.

Klager heeft te kennen gegeven € 50,= te willen ontvangen en dit in beheer te geven aan zijn sociotherapeut zodat klager dat op elk gewenst moment in de giftshop kan besteden. Toen klager deze wens kenbaar maakte, is hem meegedeeld dat dit in de wekelijkse patiëntenbespreking moest worden besproken. Dat is de procedure. Die procedure is ook gevolgd en klagers verzoek is in de patiëntenbespreking toegewezen.

 

3.         De beoordeling

Ten aanzien van het beroep inzake klacht a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Vaststaat dat het hoofd van de inrichting klagers verzoek om € 50,= van zijn rekening-courant in contanten te ontvangen om de reiskosten van zijn zus te vergoeden, heeft afgewezen. De beroepscommissie acht deze beslissing niet onredelijk, nu de inrichting zich wel bereid heeft verklaard het geldbedrag voor klager over te maken naar de rekening van zijn zus. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. 

Ten aanzien van het beroep inzake klacht b. overweegt de beroepscommissie dat deze klacht niet is gericht tegen een door of namens het hoofd van de inrichting genomen beslissing als bedoeld in artikel 56 van de Bvt, omdat klagers verzoek € 50,= van zijn rekening-courant te ontvangen en onder beheer van zijn sociotherapeut te besteden in de giftshop niet is afgewezen. In de patiëntenbespreking is immers besloten dat klager toe te staan. De beroepscommissie zal klager daarom alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake klacht a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie met wijziging van de gronden. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie inzake klacht b. en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klacht.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 8 september 2017

 

                                                         

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven