Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1317/TA, 8 september 2017, beroep
Uitspraakdatum:08-09-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/1317/TA

betreft:     [klaagster]                                                                     datum: 8 september 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klaagster,

gericht tegen een uitspraak van 6 april 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij FPC Oostvaarderskliniek te Almere, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 28 juli 2017, gehouden in het Justitieel Complex Zaanstad, zijn gehoord klaagster en namens het hoofd van de inrichting, […], juridisch medewerker. Op 5 juli 2017 heeft klaagsters raadsman mr. S. Burmeister telefonisch meegedeeld dat hij niet ter zitting zou verschijnen.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

 

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft:

a. de beslissing van 1 december 2016 tot verlenging van een eerder (op 11 november 2016) aan klaagster opgelegde rode kaart (OV-2016-253);

b. het niet aanwezig mogen zijn bij een kamercontrole op 12 november 2016  (OV-2016-253).

De beklagrechter heeft klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.De standpunten van klaagster en de directeur

Klaagster heeft haar standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.

Klaagster betwist dat het in haar kamer aangetroffen stukje hasj van haar was. Dat moet er al hebben gelegen voordat zij in de kamer werd geplaatst. Klaagster heeft de hasj nooit in de kamer zien liggen. Bij de vorige bewoner van de kamer is eerder op dezelfde plek hasj aangetroffen. Klaagster heeft meermalen gezegd dat de kamer vuil was en heeft verzocht haar kamer te laten schoonmaken, maar dat is geweigerd. Zij wilde haar kamer niet zelf schoonmaken. Personeel heeft klaagster aanvankelijk meegedeeld dat zij geen consequenties zouden verbinden aan de vondst van de hasj. Klaagster vindt het verder niet eerlijk dat het niet meewerken aan een urinecontrole gelijk wordt gesteld aan een positieve urinecontrole. Klaagster heeft namelijk niet positief gescoord op het gebruik van verboden middelen.

Klaagster heeft voorafgaand aan de kamercontrole gevraagd of zij daarbij aanwezig mocht zijn. Dat mocht niet. Klaagster heeft eerder een soortgelijke klacht ingediend en deze is toen gegrond verklaard.

Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep als volgt - samengevat en zakelijk weergegeven - toegelicht.

Op 12 november 2016 is bij een kamercontrole met een drugshond een kruimel hasj in de doucheruimte van klaagsters kamer aangetroffen. Kamers worden schoon opgeleverd. Klaagster had al sinds 11 november 2016 een rode kaart vanwege een positieve urinecontrole. Om die reden is ervoor gekozen klaagster op 12 november 2016 geen rode kaart op te leggen voor de aangetroffen hasj. Op 1 december 2016 is de rode kaart verlengd. Reden daarvoor was dat klaagster geen openheid wilde geven over beide incidenten; zij ontkende het gebruik en het bezit van drugs. Voorts werkte klaagster niet goed mee. Er konden geen afspraken met haar worden gemaakt. Ook was klaagster onbeschoft tegen personeel. Op 7 december 2016 is klaagster overgeplaatst en is de rode kaart beëindigd.

Het zou kunnen dat klaagster heeft verzocht aanwezig te mogen zijn bij de kamercontrole. Maar het is algemeen beleid dat verpleegden niet bij een kamercontrole aanwezig mogen zijn. Daartoe wordt verwezen naar artikel 7a, tweede lid, Protocol kameronderzoek.

 

3.De beoordeling

Op grond van artikel 58, vijfde lid, eerste en derde volzin, van de Bvt moet het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen, worden ingediend. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.

Klaagster heeft op 1 december 2016 geklaagd over de beslissing van 1 december 2016 tot verlenging van de haar opgelegde rode kaart (klacht a) en over het niet aanwezig mogen zijn bij de kamercontrole op 12 november 2016 (klacht b). De commissie van toezicht heeft het klaagschrift op 9 december 2016 ontvangen. Klaagster heeft dus strikt genomen te laat beklag ingesteld tegen beide beslissingen. Dat kan klaagster echter ter zake van klacht a. redelijkerwijs niet worden aangerekend, omdat sprake is van een geringe termijnoverschrijding (één dag) en algemeen bekend is dat het enige tijd kan duren voordat vanuit de inrichting per post verstuurde stukken door de commissie van toezicht worden ontvangen. Gelet hierop zal de beroepscommissie klaagster alsnog ontvangen in (alleen) klacht a.

Inhoudelijk overweegt de beroepscommissie ter zake van klacht a. het volgende.

Uit de mededeling van de bestreden beslissing komt naar voren dat klaagster geen openheid over de positieve urinecontrole en de in haar kamer aangetroffen hasj heeft gegeven. Klaagsters stelling dat de aangetroffen hasj niet van haar (afkomstig) is, acht de beroepscommissie niet aannemelijk, nu klaagster ten tijde van de vondst van de hasj al twee maanden in de desbetreffende kamer verbleef. Voorts blijkt uit de mededeling van de bestreden beslissing dat klaagster onfatsoenlijk en grensoverschrijdend gedrag jegens personeel heeft vertoond en dat het niet mogelijk was met klaagster afspraken te maken.

Gelet op deze feiten en omstandigheden acht de beroepscommissie aannemelijk geworden dat de beslissing tot verlenging van de rode kaart noodzakelijk was voor de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting. Deze beslissing kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beklag zal ongegrond worden verklaard.

4.De uitspraak

De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter inzake klacht a, verklaart klaagster alsnog ontvankelijk in dit beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond. Zij verklaart het beroep inzake klacht b. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagrechter.

 

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit

mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en mr. drs. L.C. Mulder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 8 september 2017

 

 

                                                      

 

 

 

                     secretaris                                                           voorzitter

 

Naar boven