Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1700/GB, 16 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:16-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 16/1700/GB

Betreft: [Klager] datum: 16 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. D.M. Rupert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 mei 2016 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde
vreemdelingen als bedoeld in artikel 20b, tweede lid onder a van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 16 december 2015 gedetineerd. Hij verbleef als preventief gehechte in het h.v.b. te Almere. Op 12 mei 2016 is hij overgeplaatst naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel, een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Voor de kinderen van klager, die bij zijn ex-partner in Keulen wonen, is door de langer geworden reistijd bezoek niet (meer) mogelijk. Voor de huidige partner van klager, woonachtig te Loenen,
is
het eveneens bijna onmogelijk geworden klager wekelijks te bezoeken. Klager is daarom verstoken van bezoek en wil overgeplaatst worden naar een inrichting in Gelderland, te weten de p.i. Arnhem of de p.i. Grave. Het belang van klager bij plaatsing in
een inrichting in de nabijheid van zijn kinderen en partner dient gezien zijn mogelijk langdurige detentie zwaar te wegen, temeer nu uitzetting thans nog niet aan de orde is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager is op 18 december 2015 in het h.v.b. van de p.i. Almere geplaatst. Op 11 april 2016 is klager door de directeur van de p.i. Almere voorgesteld voor plaatsing in
het h.v.b. van de p.i. Ter Apel. Aan dit voorstel ligt ten grondslag dat klager geen verblijfsrecht meer in Nederland heeft en binnen de strafrechtsketen verblijft. De p.i. Ter Apel is aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde

vreemdelingen. Met betrekking tot de bezoekproblemen van klager stelt de selectiefunctionaris zich op het standpunt dat klager op geen enkele wijze de familieband met zijn huidige partner alsook met zijn ex-partner en/of zijn kinderen heeft kunnen
aantonen. Dit blijkt uit informatie op 13 mei 2016 verkregen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Bovendien is bezoekproblematiek inherent aan detentie en kunnen strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen een verzoek bij de directeur van de p.i.
Ter Apel indienen om middels Skype te communiceren met het thuisfront. De selectiefunctionaris ziet derhalve geen aanleiding om klager naar het h.v.b. van de p.i. Arnhem of de p.i. Grave over te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Het h.v.b. van de p.i. Ter Apel is aangewezen als inrichting voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau. Dit is tevens een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen als bedoeld in
artikel 20b, tweede lid onder a van de Regeling.

4.2. Klager heeft geen verblijfsrecht meer in Nederland. De p.i. Ter Apel is conform artikel 20b, tweede lid onder a van de Regeling aangewezen voor de opvang van strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen.

Namens klager is gesteld dat bezoek van zijn kinderen en partner door de langer geworden reistijd niet (meer) mogelijk is. Voor zover klager bezoekproblemen aan zijn beroepschrift ten grondslag legt, overweegt de beroepscommissie dat dergelijke
problemen inherent zijn aan het ondergaan van detentie en, behoudens bijzondere omstandigheden, geen selectiecriterium vormen. Het bestaan van een dergelijke bijzondere omstandigheid is onvoldoende gebleken. Nog daargelaten dat de gestelde familieband
onvoldoende aannemelijk is, acht de beroepscommissie de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van klager naar het h.v.b. van de p.i. Ter Apel niet onredelijk of onbillijk.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 16 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven