Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3862/GB, 23 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:23-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

Nummer:         17/3862/GB

Betreft:            [Klager]           datum: 23 november 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 9 november 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de oproep zich op 28 november 2017 te melden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Lelystad ongegrond verklaard.

 

2.         De feiten

Klager is eerder op 14 juni 2017 opgeroepen zich op 12 juli 2017 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van 28 dagen gevangenisstraf. Op 19 juni 2017 heeft klager hiertegen een bezwaarschrift ingediend dat op 28 juni 2017 ongegrond is verklaard. Klager is op 11 juli 2017 niet-ontvankelijk verklaard in het beroepschrift dat hij tegen deze beslissing had ingediend, omdat de oproep was komen te vervallen en klager zich niet langer op 12 juli 2017 in de inrichting hoefde te melden. Op 31 oktober 2017 is klager opgeroepen zich op 28 november 2017 te melden in de p.i. Lelystad voor het ondergaan van de hiervoor genoemde gevangenisstraf. Het bezwaarschrift dat klager hiertegen op 8 november 2017 heeft ingediend, is op 13 november 2017 ongegrond verklaard.   

 

3.         De standpunten

3.1.      Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. De selectiefunctionaris verwijst in de bestreden beslissing van 9 november 2017 naar stukken van het Openbaar Ministerie (OM) die zij op 10 november 2017 zou hebben ontvangen. Dit begrijpt klager niet en vindt hij geen gegronde reden om zijn bezwaarschrift ongegrond te verklaren. Hij heeft een gratieverzoek ingediend en wil de beslissing daarop in vrijheid afwachten. De tenuitvoerlegging van het vonnis is vier maanden uitgesteld, hetgeen de periode betreft waarin een gratieverzoek doorgaans wordt behandeld. Dat de behandeling van het gratieverzoek meer tijd in beslag neemt, kan klager niet worden verweten. Klager is van mening dat hij ten onrechte is veroordeeld en zal zich derhalve in afwachting van het gratieverzoek niet in de inrichting melden.  

3.2.      De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Op 9 november 2017 is een conceptbeslissing opgesteld en op 10 november 2017 heeft de afdeling Gratie te kennen gegeven dat het door klager ingediende gratieverzoek geen opschortende werking heeft, waarna op 13 november 2017 het bezwaarschrift is afgehandeld. Per abuis is de dagtekening van de beslissing niet aangepast. Klager is in zijn eerdere beroep, alsmede in zijn schorsingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard, omdat het OM op 30 juni 2017 had beslist de executie van het vonnis vier maanden op te schorten  en de oproep zich op 12 juli 2017 te melden zodoende was komen te vervallen. Het vonnis is vervolgens opnieuw voor de tenuitvoerlegging daarvan aan de Divisie Individuele Zaken aangeboden. Aan het door klager ingediende gratieverzoek wordt, blijkens het schrijven van het OM van 10 november 2017, geen opschortende werking verleend.  

 

4.         De beoordeling
4.1.      De gevangenis van de p.i. Lelystad is een gevangenis voor mannen met een regime van beperkte gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2.      Klager, die onherroepelijk is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van beperkte gemeenschap worden geplaatst.

4.3.      Klager heeft een gratieverzoek ingediend en wenst de beslissing daarop in vrijheid af te wachten. Een gratieverzoek dat na aanvang van de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf wordt ingediend, schort, gelet op het bepaalde in artikel 558a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, de tenuitvoerlegging van die straf niet op. De tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf vangt ingevolge artikel 1, eerste lid, en artikel 2, aanhef en onder a, sub 1, van het Besluit aanvang tenuitvoerlegging straffen en maatregelen aan op de datum van de dagtekening van de aan de veroordeelde gerichte mededeling met de datum waarop hij zich moet melden bij de penitentiaire inrichting. Nu klager eerst op 14 juni 2017 is opgeroepen zich te melden voor het ondergaan van de vrijheidsstraf waartoe hij is veroordeeld, is de tenuitvoerlegging reeds op dat moment aangevangen. Dat het OM bij beslissing van 30 juni 2017 te kennen heeft gegeven de tenuitvoerlegging van het vonnis vier maanden uit te stellen, maakt het voorgaande niet anders, nu hierbij uitdrukkelijk is aangegeven dat dit niet betekent dat de straf vervalt. Nu klager op 12 september 2017 en derhalve na aanvang van de tenuitvoerlegging van de straf waarvan gratie wordt verzocht, een gratieverzoek heeft ingediend, heeft dit verzoek geen opschortende werking. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 23 november 2017.

 

 

 

 

 

 

 

 

secretaris         voorzitter

 

 

 

Naar boven