Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1484/TA, 12 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/1484/TA

 

betreft: [Klager]           datum: 12 oktober 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.L. Louwerse, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 april 2017 van de beklagcommissie bij het Centrum voor Transculturele Psychiatrie Veldzicht te Balkbrug, verder de inrichting te noemen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 augustus 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.L. Louwerse, en namens het hoofd van bovengenoemde tbs-inrichting […], juridisch adviseur.

Op 17 augustus 2017 zijn van klagers raadsvrouw aanvullende stukken ontvangen. Een kopie hiervan is verzonden aan het hoofd van de inrichting.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie

Het beklag betreft de beslissing van 20 januari 2017 klager te plaatsen op de afdeling voor intensieve zorg (ICU) en het voortduren daarvan (VE-2017-14).

De beklagcommissie heeft het beklag betreffende de plaatsing van klager op de ICU ongegrond verklaard, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. Zij heeft niet beslist over het voortduren van die plaatsing.

 

2.         De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting

Door en namens klager is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht. De bestreden beslissing is onterecht genomen. De klacht tegen de bestreden beslissing heeft tevens betrekking op het voortduren van die beslissing; de beklagcommissie heeft zich hier ten onrechte niet over uitgelaten. Het is niet noodzakelijk klagers verblijf op de ICU te laten voortduren. De inrichting heeft onvoldoende onderbouwd dat dit wel noodzakelijk zou zijn. Klager is gemotiveerd voor behandeling en zijn toestand was reeds gestabiliseerd toen hij in het CTP Veldzicht werd geplaatst. Klager zit ook niet op zijn plek op de ICU; dat volgt ook uit het Pro Justitia rapport van 28 januari 2017. Een aantal incidenten dat in de vorige inrichting (De Kijvelanden) zou hebben plaatsgevonden, wordt betwist.

Namens het hoofd van de inrichting is het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep als volgt – samengevat en zakelijk weergegeven – toegelicht.

Reguliere tbs’ers worden in het CTP Veldzicht zonder uitzondering geplaatst op de ICU. Velzicht heeft voor hen geen andere afdelingen. Als zij dus worden geselecteerd voor plaatsing in Veldzicht, dan is een plaatsing op de ICU daaraan inherent. Klager is nu nog vaak in conflict met medeverpleegden en vertoont nog steeds oppositioneel gedrag. Klager verblijft tijdelijk op de ICU. De inrichting is ermee bezig klager (op termijn) te laten overplaatsen. 

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie stelt voorop dat bij beslissing van RSJ 19 juni 2017, 17/176/TB klagers beroep tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 januari 2017 klager vanuit De Kijvelanden over te plaatsen in Veldzicht ongegrond is verklaard. De beroepscommissie gaat daarom voorbij aan de door klagers raadsvrouw in dit verband aangevoerde verweren. 

In dit beroep is aan de orde de vraag of het hoofd van Veldzicht in redelijkheid kon beslissen klager na binnenkomst in de inrichting op de ICU te plaatsen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting ter zitting is gebleken dat een plaatsing op de ICU in Veldzicht noodzakelijkerwijs voortvloeit uit een beslissing van de Staatssecretaris tot plaatsing van een (reguliere) ter beschikking gestelde in die inrichting.

Gelet hierop kon het hoofd van de inrichting kennelijk geen andere beslissing nemen dan klager op de ICU te plaatsen en daarom kan deze beslissing niet als onredelijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie van oordeel dat een klacht tegen de beslissing tot plaatsing op de ICU tevens moet worden geacht te zijn gericht tegen het voortduren daarvan. De beroepscommissie zal dit onderdeel van de klacht om proceseconomische redenen zelf afdoen.

Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting ter zitting komt naar voren dat klager vaak in conflict is met medeverpleegden en oppositioneel gedrag vertoont, maar dat klagers verblijf op de ICU tijdelijk is. Niet is gebleken dat niet van deze feiten en omstandigheden kan worden uitgegaan. Gelet hierop acht de beroepscommissie het voortduren van klagers verblijf op de ICU niet onredelijk. Dit onderdeel van de klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep inzake de beslissing tot plaatsing van klager op de ICU ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.

De beroepscommissie verklaart het beklag inzake het voortduren van voormelde beslissing ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.M. van Woensel, voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en prof. dr. H.J.C. van Marle, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Boerhof, secretaris, op 12 oktober 2017

 

                                                        

 

            secretaris         voorzitter

 

Naar boven