Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1603/GA, 12 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:12-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vermissing  v

 

nummer:          17/1603/GA

 

betreft: [klager]            datum: 12 oktober 2017

           

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Roermond,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2017 van de alleensprekende beklagrechter bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van […], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klager, de directeur van de locatie Roermond en de directeur van de p.i. Lelystad hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 11 augustus 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught.

De directeur van de p.i. Lelystad heeft bij brief van 9 augustus 2017 de beroepscommissie desgevraagd nadere inlichtingen verschaft. Een afschrift hiervan is aan partijen verzonden.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

1.         De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter

Het beklag betreft de vermissing van goederen na overplaatsing van klager van de locatie Roermond naar de p.i. Lelystad (R-2016-000432).

De beklagrechter heeft het beklag gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 400,= toegekend, op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

 

2.         De standpunten van de directeur en klager

De directeur van de locatie Roermond heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt – zakelijk weergegeven – toegelicht. Uitgangspunt is dat de aansprakelijkheid voor goederen van de zendende inrichting overgaat op de ontvangende inrichting op het moment dat de ontvangende inrichting heeft getekend voor ontvangst. De daadwerkelijke aflevering van de zending met vrachtbriefnummer 15020185 heeft in de p.i. Lelystad op 2 augustus 2016 plaatsgevonden. Op de vrachtbrief is door de p.i. Lelystad voor ontvangst getekend. De aanname van de beklagrechter dat de directeur van de locatie Roermond verantwoordelijk is voor de vermissing, is derhalve onjuist. Tevens is de directeur van mening dat de aan klager toegekende tegemoetkoming niet op eenvoudige wijze kon worden vastgesteld. Klager heeft geen enkel schadebedrag genoemd en de beklagrechter heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de hoogte van de schade op eenvoudige wijze kon worden vastgesteld. Verwezen wordt naar RSJ 4 mei 2017, 16/4137/GA.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

Uit de op verzoek van de beroepscommissie door de directeur van de p.i. Lelystad verstrekte inlichtingen volgt – zakelijk weergegeven – het volgende. Klager is op 25 juli 2016 overgeplaatst naar de p.i. Lelystad. Bij binnenkomst heeft klager één doos ingevoerd, waarvoor is getekend. Uit het binnenkomstformulier blijkt wat er precies in deze doos zat. Op 6 augustus 2016 is nog een doos binnen gekomen met wat spullen waarbij klager aangaf veel spullen te missen. De directeur van de p.i. Lelystad concludeert hieruit dat de vermiste goederen niet in de p.i. Lelystad vermist zijn geraakt maar dat dit eerder heeft plaatsgevonden. De directeur van de p.i. Lelystad is van mening dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vermissing.

 

3.         De beoordeling

Bij het vervoer van goederen bij een overplaatsing naar een andere inrichting is de directeur van de zendende inrichting verantwoordelijk voor de goederen tot het moment dat door de ontvangende inrichting voor ontvangst is getekend.

Vast staat dat op 27 juli 2017 een doos met goederen en preciosa in de locatie Roermond is opgehaald en dat nadien voor ontvangst van die doos in de p.i. Lelystad is getekend. Uit de inlichtingen van de directeur van de p.i. Lelystad volgt dat op 6 augustus 2016 nog een doos met spullen van klager in de p.i. Lelystad is ontvangen waarbij klager heeft aangegeven nog veel spullen te missen. In het door de directeur van de p.i. Lelystad overgelegde ‘Binnenkomst formulier C1/C2/DCL’ en het formulier ‘Geregistreerde inventaris’ van 6 augustus 2016 is vermeld welke goederen van klager binnen zijn gekomen in de p.i. Lelystad.

Voor zover de directeur van de locatie Roermond heeft aangevoerd dat de directeur van de p.i. Lelystad verantwoordelijk is, overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie stelt – gelet op de door de directeur van de p.i. Lelystad overgelegde stukken – vast dat in de p.i. Lelystad is getekend voor ontvangst van goederen van klager. Gelet hierop is de verantwoordelijk van de zendende inrichting, de locatie Roermond, overgegaan op de ontvangende inrichting, de p.i. Lelystad. Derhalve kan de directeur van de locatie Roermond niet verantwoordelijk worden gehouden voor de vermissing van de goederen en kan de uitspraak van de beklagcommissie niet in stand blijven. In het kader van de voor de beklagcommissie geldende doorzendplicht had de klacht ter verdere behandeling doorgezonden moeten worden aan de beklagcommissie van de p.i. Lelystad. De beroepscommissie zal het beklag niet ter behandeling doorzenden aan de beklagcommissie van de p.i. Lelystad, maar het beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste instantie afdoen.

Wat betreft de verantwoordelijkheid van de directeur van de p.i. Lelystad overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie is van oordeel dat onvoldoende is gespecificeerd welke goederen klager stelt te missen. Hierbij is in aanmerking genomen dat klager in beklag heeft gesteld de goederen als vermeld op de registratiekaart van 22 juni 2016 te missen – op medicatie, schilderspullen, naaigerei, een plakbandhouder en tekendoos na – terwijl op de door de p.i. Lelystad overgelegde formulieren in ieder geval enkele van deze goederen vermeld zijn. Bij gebrek aan een nadere toelichting van klager is de beroepscommissie van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat en zo ja, welke spullen van klager vermist zijn. Gelet op het voorgaande zal de beroepscommissie het beklag ongegrond verklaren.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag – dat wordt verstaan als gericht zijnde tegen een beslissing van de directeur van de p.i. Lelystad – alsnog ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 12 oktober 2017

                                              

                                                

 

            secretaris         voorzitter

 

 

Naar boven