Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/2049/GA, 6 november 2017, beroep
Uitspraakdatum:06-11-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:   17/2049/GA

 

betreft:     [Klager]                                                                         datum: 6 november 2017

 

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. S.J. van Galen, namens

 

[…], verder te noemen klager,

 

gericht tegen een uitspraak van 26 juni 2017 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 13 oktober 2017, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Vught, zijn gehoord klagers raadsman, mr. S.J. van Galen, en mevrouw mr. […], juridisch medewerker bij de locatie Sittard. Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt. Als toehoorder was aanwezig mr. […], secretaris bij de Raad.
 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

 

  1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
    Het beklag betreft een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, zonder televisie, wegens een positieve uitslag bij een urinecontrole op 11 mei 2017, welke wees op gebruik van het middel Pregabaline. (G-2017-000263).

    De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
     

  2. De standpunten van klager en de directeur
    Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De vraag is aan de orde of het gebruik van Pregabaline kon en moest worden bestraft. Pregabaline kan niet als een gedragsbeïnvloedend middel worden aangemerkt. Het betreft een pijnstiller die onder meer tegen zenuwpijn wordt gebruikt. De bijwerkingen van het middel, te weten slaperigheid, verwardheid, duizeligheid, moeite met concentratie en verslechtering van het zichtveld, zijn hetzelfde, zij het in hogere mate, als van het middel Ibuprofen. Gedragsbeïnvloedende medicatie betreft in de regel psychofarmaca, zoals antidepressiva of antipsychotica, die invloed hebben op de psyche. Mogelijke bijwerkingen van reguliere pijnstillers kunnen niet als gedragsbeïnvloedend worden aangemerkt. Daarnaast is niet bekend wat de vermeende waarde die in klagers urine is aangetroffen zou betekenen. Pregabaline wordt niet in het lichaam gemetaboliseerd, zodat de waarde niets zegt over de mate van het gebruik en of dat gedragsbeïnvloedend zou kunnen zijn. Daarbij komt dat aan klager een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel is opgelegd, waarbij aansluiting is gezocht bij het voor het gebruik van harddrugs vastgestelde sanctiebeleid. Pregabaline komt echter niet voor op Lijst I van de Opiumwet en is evenmin bij Algemene maatregel van bestuur als ‘zwaar illegaal middel’ aangemerkt, zodat klager niet voor het gebruik van een zodanig middel had mogen worden bestraft. De opgelegde straf is derhalve evident disproportioneel. Klager heeft hiertegen een schorsingsverzoek ingediend, dat door de schorsingsvoorzitter is toegewezen. De directeur van de locatie Sittard staat erom bekend zwaarder te straffen dan ingevolge het landelijk geldende beleid is toegestaan.   

    Namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Pregabaline is niet zomaar een pijnstiller. Het heeft invloed op neurotransmitters, wordt naast pijnstiller ook als anti-epilepticum en bij angststoornissen voorgeschreven en doet dus wel degelijk meer dan pijnstilling alleen. Het betreft een zwaarder middel dan door klager wordt voorgehouden en wordt ook vaak recreatief gebruikt. Nu het middel niet door de inrichtingsarts is voorgeschreven en niet door de medische dienst is verstrekt, moet het middel zijn binnengesmokkeld. Naast Pregabaline gebruikt klager ook overigens geen medicatie die door de medische dienst is voorgeschreven. Klager heeft op het gebruik van Pregabaline boven de afkapwaarde gescoord. Bij de oplegging van de disciplinaire straf is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de landelijk geldende Sanctiekaart 2016 en het drugsontmoedigingsbeleid, maar dit blijft een beetje ‘nattevingerwerk’. Over de proportionaliteit van de opgelegde straf valt derhalve te twisten, aldus de directeur.   
     

  3. De beoordeling

    Ingevolge paragraaf 6.3 van de huisregels van de locatie Sittard kan de directeur een gedetineerde verplichten urine af te staan ten behoeve van een onderzoek van die urine op aanwezigheid van wettelijk verboden en andere gedragsbeïnvloedende middelen. Bij een positieve uitslag of weigering van de medewerking kunnen sancties worden opgelegd.

    In bijlage 4 bij voormelde paragraaf van de huisregels van de locatie Sittard is – voor zover hier van belang – het volgende bepaald: “U kunt worden verplicht urine af te staan voor controle op gebruik van verboden middelen. Hieronder vallen alle harddrugs, alle niet door de inrichting verstrekte pillen en medicatie, evenals THC (hasj, wiet e.d.) dan wel niet aan u door de inrichting verstrekte medicatie. (…) Als wordt vastgesteld dat u verboden middelen heeft gebruikt, kunnen aan u door de directeur disciplinaire straffen en/of ordemaatregelen worden opgelegd.”.

    Klager heeft bij een urinecontrole op 11 mei 2017 positief gescoord op het gebruik van het middel ‘Pregabaline’. Onweersproken staat vast dat dit middel niet door de inrichtingsarts of een andere arts is voorgeschreven, dan wel door de medische dienst aan klager is verstrekt. Gelet op het voorgaande is sprake van een evidente schending van de huisregels, zodat de directeur in redelijkheid kon beslissen aan klager een disciplinaire straf op te leggen. Het beroep zal derhalve in zoverre ongegrond worden verklaard.

    Voor wat betreft de hoogte van de opgelegde straf overweegt de beroepscommissie als volgt. De beroepscommissie is van oordeel dat het middel ‘Pregabaline’ op grond van de eigenschap als neurotransmitter analogon, kan worden aangemerkt als een (mild) gedragsbeïnvloedend middel met onder meer euforie als veel voorkomende bijwerking. Nu het middel niet op Lijst I van de Opiumwet staat, noch anderszins als zwaar illegaal middel (harddrugs) is aangemerkt, kon de directeur klager niet in redelijkheid bestraffen voor het gebruik van een zodanig middel. Zodoende dient de opgelegde straf als disproportioneel te worden aangemerkt. Nu het middel voorts niet op Lijst II van de Opiumwet staat, kan het evenmin als softdrugs worden aangemerkt. De beroepscommissie acht in het onderhavige geval een disciplinaire straf van twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel aangewezen.  

    De beroepscommissie zal, gelet op het vorenoverwogene, het beroep gegrond verklaren voor zover de directeur een zwaardere straf dan twee dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft opgelegd, de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre vernietigen en het beklag voor zover dit op de hoogte van de opgelegde straf betrekking heeft, alsnog gegrond verklaren. Zij acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en bepaalt de hoogte hiervan op € 37,50.   
     

  4. De uitspraak
    De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden voor zover de opgelegde disciplinaire straf van opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel twee dagen heeft geduurd. Zij verklaart het beroep gegrond voor zover de disciplinaire straf meer dan twee dagen heeft geduurd, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming van € 37,50 toekomt.

     

    Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, drs. P.J.M. van Puffelen en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van Y.L.F. Schuren, secretaris, op 6 november 2017.

     

     

     

                        secretaris                                                           voorzitter

     

     

     

     

Naar boven