Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/3100/GV, 24 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:24-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

nummer:          17/3100/GV

betreft: […]      datum: 24 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 8 september 2017 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

 

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. H. Raza om het beroep schriftelijk toe te lichten.

 

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

 

1.         De inhoud van de bestreden beslissing

De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van  strafonderbreking afgewezen.

 

2.         De standpunten

Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft kanker en ondergaat een periodieke chemo- en hormonenkuur om zijn ziekte te bestrijden. Tot verbazing van klager heeft het bijna een maand geduurd om contact te krijgen met de specialist. Gedurende deze periode hebben klager en zijn advocaat meerdere keren aangegeven dat ook andere specialisten en/of ziekenhuismedewerkers konden worden ingeschakeld. Zijn behandeling wordt door zijn detentie ernstig belemmerd waardoor klager steeds zieker wordt. Klager had op 29 en 31 augustus 2017 twee behandelafspraken staan bij het ziekenhuis. Hij had dit tijdig aangegeven bij de medische dienst van de p.i. Tot zijn verbazing is klager niet naar zijn afspraak gebracht en heeft hij hierdoor zijn behandeling moeten missen. Hij heeft veel pijn in zijn botten en gewrichten en slikt daarvoor  dagelijks medicatie. Klager moet soms vier tot vijf dagen wachten totdat hij een arts te spreken krijgt en moet in de tussentijd met pijn wachten. Dit leidt tot een enorm wantrouwen en onzekerheid en gaat gepaard met psychische klachten. Binnen de p.i. ontvangt hij geen verantwoorde medische en psychische zorg. Bij de afwijzing van het verzoek is onvoldoende rekening gehouden met de zeer ernstige gezondheidstoestand van klager. Er is geen sprake van een evenwichtige belangenafweging. Het beroep dient gegrond te worden verklaard en klager dient op zo kort mogelijke termijn in vrijheid te worden gesteld, opdat hij de behandeling van zijn ziekte kan hervatten.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.

De politie heeft aangegeven geen redenen te hebben om een negatief advies te geven. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking tenzij uit medische gegevens blijkt dat de behandeling binnen het detentiekader kan. Uit het selectieadvies van de directeur van de p.i. Grave blijkt dat het MDO negatief adviseert omdat klager de nodige medische en psychische zorg tijdens detentie kan worden geboden en het OM in die situatie negatief heeft geadviseerd. De vrijhedencommissie heeft het negatieve advies van het MDO overgenomen. De medisch adviseur acht in het advies van 8 september 2017 dat is gebaseerd op klagers medisch dossier van 7 september 2017 strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd. Volgens de uroloog is de behandeling zo goed aangeslagen dat klagers levensverwachting medisch gezien over jaren gaat. Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie. Klager dient klachten over de medische zorg eerst kenbaar te maken aan de medische dienst. Indien dit niet tot een voor klager bevredigende oplossing zou leiden, kan klager een verzoek doen aan de medisch adviseur om te bemiddelen. Mocht dit niet tot een voor klager aanvaardbare oplossing leiden dan kan hij beroep instellen bij de beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.

Het MDO en de vrijhedencommissie van de p.i. Grave hebben negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Dit is gebaseerd op het feit dat het MDO heeft aangegeven dat de nodige medische en psychische zorg tijdens detentie kan worden geboden en het negatieve advies van het OM.

De officier van justitie bij het OM Limburg heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen strafonderbreking tenzij uit medische gegevens/contact met de behandelend arts blijkt dat behandeling binnen detentiekader kan plaatsvinden. In dat geval is het advies negatief.

De politie heeft aangegeven geen redenen te hebben om een negatief advies uit te brengen.

De medisch adviseur heeft aangegeven dat volgens de uroloog de behandeling van klagers prostaatcarcinoom met long- en botmetastasen zo goed is aangeslagen dat de levensverwachting wat dit probleem betreft over jaren gaat. Er is geen sprake van een levensbedreigende situatie. De medisch adviseur acht strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd.

 

3.         De beoordeling

Klager ondergaat na een WOTS-procedure een gevangenisstraf van 609 dagen met aftrek, wegens opzettelijke overtreding van de Opiumwet. De datum van invrijheidstelling is bepaald op 8 juli 2019.

Uit artikel 37 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting volgt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard gelegen in de persoon van de gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie aan de weg staan.

Uit de reactie namens de Staatssecretaris volgt dat, gelet op het advies van het PMO en de verlofcommissie van de p.i. Grave en het advies van de medisch adviseur, er geen noodzaak, zoals bedoeld in artikel 37 van de Regeling, is om aan klager strafonderbreking te verlenen.

Uit het advies van de medisch adviseur volgt dat gelet op de informatie van klagers uroloog de behandeling zo goed is aangeslagen dat klagers levensverwachting wat dit probleem betreft over jaren gaat. Er is volgens de uroloog geen sprake van een levensbedreigende situatie. Op grond van deze informatie heeft de medisch adviseur strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd geacht. Het MDO heeft aangegeven dat klager tijdens detentie de nodige medische en psychische zorg kan worden geboden. Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard gelegen in de persoon van klager die aan de voortzetting van klagers detentie aan de weg zouden kunnen staan en kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.M. van der Bas, voorzitter J.G.A. van den Brand en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van

mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 24 oktober 2017.

 

 

 

 

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven