Nummer: 17/1424/GB
Betreft: […] datum: 10 oktober 2017
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.M.P. Jongsma, namens
[…], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 25 april 2017 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot beëindiging van klagers deelname aan een penitentiair programma (p.p.).
2. De feiten
2.1. Klager is sedert 9 december 2014 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting (p.i.) Almelo. Vanuit deze inrichting is hij geselecteerd voor deelname aan een p.p. Op 21 november 2016 is het programma aangevangen en is klager administratief ondergebracht bij de p.i. Almelo. Op 25 april 2017 is beslist tot beëindiging van deelname aan het p.p. Op 13 april 2017 is hij teruggeplaatst naar de p.i. Almelo. Op 12 mei 2017 is beslist klager wederom deel te laten nemen aan een p.p. Op 4 augustus 2017 is hij in vrijheid gesteld.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager was betrokken bij een incident op het voetbalveld. Hij heeft zijn tegenstander een klap gegeven nadat die tegenstander hem had geslagen. Hierop werd klager via een ordemaatregel teruggeplaatst in de gevangenis en vervolgens werd ook zijn deelname aan het p.p. beëindigd. Tijdens een voetbalwedstrijd gelden andere normen en een tegenstander loopt risico door deelname aan het spel. Klagers tegenstander overschreed die grens door klager te slaan en daarop sloeg klager in een reflex terug. Dit heeft grote gevolgen gehad voor klager. Hij heeft zelf contact opgenomen met de betrokken instanties. Klager had zijn zaken buiten de inrichting inmiddels geregeld. Zijn werkgever wilde klager graag snel weer aan de slag hebben. Klager gedroeg zich naar behoren en kwam afspraken na. Het p.p. is daarom ten onrechte beëindigd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De directeur van de p.i. Almelo heeft klager een ordemaatregel van veertien dagen opgelegd om uit te zoeken hoe verder te gaan met klagers detentie. Nadat de KNVB klager naar aanleiding van het incident achttien maanden heeft geschorst, verzocht de directeur de selectiefunctionaris klager terug te plaatsen in de p.i. Almelo. De al dan niet ‘teruggegeven’ klap door klager leidde tot een kaakbreuk bij zijn tegenstander. Gelet daarop had niet kunnen worden volstaan met een waarschuwing. Om de detentieschade te beperken is op 12 mei 2017 besloten klager wederom deel te laten nemen aan een p.p. Klagers gedrag in de inrichting is goed, hij heeft zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer en beiden hebben hun aangiftes ingetrokken.
4. De beoordeling
4.1. Hoewel klager inmiddels in vrijheid is gesteld, zal de beroepscommissie het beroep inhoudelijk beoordelen, nu namens klager om een financiële tegemoetkoming is verzocht.
4.2. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen. Ingevolge artikel 9, eerste lid, onder c., van de Pm wordt deelname aan een p.p. beëindigd wanneer de gedetineerde zich tijdens deelname aan het p.p. schuldig maakt aan een strafbaar feit.
4.3. Vaststaat dat klager tijdens deelname aan het p.p. fysiek geweld heeft gebruikt op het voetbalveld, waardoor een andere speler een gebroken kaak opliep. Van dit voorval heeft de gewonde speler bij de politie tegen klager aangifte van mishandeling gedaan. De KNVB heeft klager daarop achttien maanden geschorst.
4.4. De beroepscommissie is van oordeel dat, gelet op het door klager gebruikte geweld tijdens zijn deelname aan een p.p., de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep dan ook ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.W. Wabeke, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 10 oktober 2017.
secretaris voorzitter