Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/1759/GA, 4 augustus 2016, beroep
Uitspraakdatum:04-08-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 16/1759/GA

betreft: [...] datum: 4 augustus 2016

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.J.L.M. Dacier, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 17 mei 2016 van de beklagcommissie bij de locatie Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van de locatie Sittard in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de beslissing van 8 april 2016 tot afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. De directeur heeft de geldende richtlijnen, informatie en adviezen waarop zijn beslissing is gebaseerd, niet gespecificeerd. Het advies van het MDO is
te beperkt en onvoldoende onderbouwd om op grond hiervan klagers verlofaanvraag af te wijzen en het oordeel van de verlofcommissie ontbreekt. In de incidenten waarnaar de directeur verwijst, lopen thans nog beklag- en beroepsprocedures, zodat deze niet
meegewogen dienen te worden bij de onderhavige verlofaanvraag. Positieve rapportages, waaronder het selectieadvies van 23 november 2015, zijn ten onrechte niet meegewogen in de bestreden beslissing. Klager was al gestart met de Cognitieve
Vaardigheidstraining (CoVa-training) op het moment dat de verlofaanvraag werd afgewezen. Voorts is het dossier klager niet ter hand gesteld en heeft de beklagcommissie klager ernstig in zijn belangen geschaad door haar uitspraak niet nader te
motiveren.
Verzocht wordt om een vergoeding van de kosten die de raadsman in de procedure heeft gemaakt.

De directeur heeft te kennen gegeven dat hij zich bij de beslissing van de beklagcommissie aansluit.

Op klagers verlofaanvraag is het volgende advies uitgebracht.
Het MDO heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens klagers impulsief handelen. Wanneer klager de CoVa-training goed doorloopt, kan een nieuwe verlofaanvraag (eerder) bekeken worden.
3. De beoordeling
Namens klager is aangevoerd dat hij door de handelwijze van de beklagcommissie is geschaad in zijn belangen. Wat hiervan zij, de beroepscommissie gaat hieraan voorbij, nu het beklag in beroep opnieuw ten gronde wordt beoordeeld.

Klager ondergaat een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens – kort gezegd – gekwalificeerde diefstal. De einddatum van klagers detentie is thans bepaald op 13 oktober 2016.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers derde verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

De directeur heeft de onderhavige verlofaanvraag afgewezen, omdat hij onvoldoende vertrouwen in een goed verloop van het verlof heeft, nu klager eerst de CoVa-training goed diende te doorlopen en sprake was van impulsief handelen van klager en steeds
terugkerende incidenten.

De beroepscommissie stelt voorop dat de wet aan gedetineerden niet de verplichting oplegt aan CoVa-trainingen (RSJ 23 november 2011, 11/3043/GA) deel te nemen. Dat klager de CoVa-training nog niet had afgerond, kon derhalve op zichzelf geen grond
vormen
om de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen.

Uit het verweerschrift van de directeur aan de beklagcommissie van 19 april 2016 komt naar voren dat zich in de periode voorafgaand aan de bestreden beslissing vijf incidenten hebben voorgedaan. De directeur heeft evenwel niet onderbouwd dat en waarom
op basis van deze incidenten een weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 4 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting zou moeten worden aangenomen. Op dit onderdeel is de bestreden beslissing derhalve onvoldoende gemotiveerd.

De directeur heeft bij de beklagcommissie naar voren gebracht dat voorts is meegewogen dat klager op 23 november 2015 is teruggeplaatst vanuit een extramurale detentie (begeleid wonen bij Moveoo) naar de locatie Sittard omdat medewerkers zouden hebben
gezien dat klager contrabande over de muur van de inrichting zou hebben gegooid. Ten aanzien hiervan overweegt de beroepscommissie dat in RSJ 1 juli 2016, 16/129/GA is geoordeeld dat de beslissing tot plaatsing van klager in het basisprogramma
onvoldoende is gemotiveerd. Dit kan derhalve geen grond vormen om de aanvraag voor algemeen verlof af te wijzen.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. Zij zal de bestreden beslissing vernietigen en de directeur opdragen binnen een
termijn van twee weken een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Zij ziet geen aanleiding klager een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten overvloede en naar aanleiding van het verzoek van klagers raadsman de proceskosten van de beroepsprocedure te vergoeden overweegt de beroepscommissie dat de Pbw een dergelijke mogelijkheid niet kent.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij vernietigt de beslissing waarover is geklaagd en draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met
inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst van deze uitspraak.
De beroepscommissie kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. W.F. Korthals Altes, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem-Broos en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van P. de Vries, secretaris, op 4 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven