Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 16/2668/SGA, 31 juli 2016, beroep
Uitspraakdatum:31-07-2016

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer : 16/2668/SGA
Betreft : [verzoeker] datum: 31 juli 2016

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. M.L. van Gaalen namens,

[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire inrichting (p.i.) Groot Alphen te Alphen aan den Rijn.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid, van de Pbw, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting van 30 juni 2016, inhoudende:
a. dat verzoeker is geplaatst op de lijst van gedetineerden met een
vlucht- / maatschappelijk risico (GVM-lijst) met de status ‘Verhoogd’;
b. de oplegging van een aantal toezichtmaatregelen in het kader van verzoekers plaats en status op die GVM-lijst. De tenuitvoerlegging van de maatregelen is ingegaan op 30 juni 2016 en eindigt op 30 december 2016.

De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 30 juni 2016 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur van 2 augustus 2016.

1. De beoordeling
Ten aanzien van de plaatsing op de GVM-lijst:
De voorzitter overweegt allereerst dat de plaatsing van een gedetineerde op de GVM-lijst met de bepaling van een status, een exclusieve bevoegdheid is van het Operationeel Overleg. Die beslissing, waartegen geen rechtsmiddel in het kader van de Pbw
open
staat, is daarom geen beslissing als bedoeld in artikel 60, eerste of tweede lid van de Pbw. Verzoeker kan daarom in zoverre niet worden ontvangen in zijn verzoek.

Ten aanzien van de opgelegde toezichtmaatregelen:
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en
beslist.
Aan de orde is daarom slechts de vraag of de beslissing waartegen beklag is ingediend in strijd is met een wettelijk voorschrift dan wel zodanig onredelijk of onbillijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van de
(verdere) tenuitvoerlegging van die beslissing. Naar het oordeel van de voorzitter is dat het geval.

Bij oplegging en/of verlenging van toezichtmaatregelen als de onderhavige dient, indien het een gedetineerde betreft die op de GVM-lijst staat vermeld met de status ‘Hoog’ dan wel ‘Verhoogd’ te zijn voldaan aan een viertal eisen.
1. er dient een noodzaak te zijn voor de oplegging van die toezichtmaatregelen;
2. de gedetineerde dient te worden gehoord alvorens de toezichtmaatregelen worden opgelegd;
3. de directeur dient een eigen belangenafweging te maken, welke belangenafweging voldoende inzichtelijk en kenbaar moet zijn voor de gedetineerde en – in voorkomende gevallen de beklag- en (voorzitter van de) beroepscommissie;
4. indien de toezichtmaatregelen worden opgelegd voor een periode van meerdere maanden, dient de directeur maandelijks te toetsen of er een noodzaak is voor de voortduring van die toezichtmaatregelen.

Hoewel uit de door de directeur overgelegde rapportage van het Gedetineerden recherche informatiepunt kan worden afgeleid dat er een aanleiding was voor verzoekers plaats en status op de GVM-lijst en de noodzaak voor toepassing van een of meer
toezichtmaatregelen niet kan worden uitgesloten (onderdeel 1) blijkt uit de mededeling van de beslissing niet dat verzoeker voorafgaand aan de oplegging van die maatregelen is gehoord (onderdeel 2) terwijl ook niet blijkt van een ‘eigen’ kenbare
belangenafweging van de directeur bij het nemen van deze beslissing. (onderdeel 3). Onderdeel 4 (de maandelijkse toets) is nog niet aan de orde.
Nu de bestreden beslissing niet voldoet aan de vereisten zoals hiervoor bij de onderdelen 2 en 3 vermeld, is de bestreden beslissing – naar het voorlopig oordeel van de voorzitter – onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en mitsdien onredelijk en
onbillijk. Het verzoek zal daarom worden toegewezen en de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur zal met onmiddellijke ingang worden geschorst.

2. De uitspraak
De voorzitter verklaart verzoeker niet-ontvankelijk ten aanzien van onderdeel a van het verzoek en wijst het verzoek toe ten aanzien van onderdeel b. Hij schorst de tenuitvoerlegging van de bestreden beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang
tot het moment dat de beklagcommissie op het onderliggende beklag zal hebben beslist.

Aldus gedaan door mr. A.G. Coumans, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 2 augustus 2016.

secretaris voorzitter

Naar boven