Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 17/1800/GM, 17 oktober 2017, beroep
Uitspraakdatum:17-10-2017

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

 

nummer:          17/1800/GM

 

betreft: [klager]            datum: 17 oktober 2017

 

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

 

[…], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Arnhem-Zuid,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 27 maart 2017 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Ter zitting van de beroepscommissie van 29 augustus 2017, gehouden in de p.i. Vught is klager gehoord. De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Arnhem-Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

           

1.         De inhoud van het beroep

De klacht, zoals neergelegd in het verzoek om bemiddeling aan de medisch adviseur van 7 maart 2017, betreft, voor zover in beroep aan de orde, het weigeren bepaalde passages uit het medisch dossier te verwijderen.

 

2.         De standpunten van klager en de inrichtingsarts

Klager heeft het volgende aangevoerd. Het beroep is enkel nog gericht tegen de weigering van de medische dienst bepaalde passages uit zijn medisch dossier te verwijderen; ter zitting van de beroepscommissie zijn de overige klachten doorgenomen en is geconstateerd dat deze zijn afgehandeld. Klager meent dat de niet-medische kwesties niet in het medisch dossier thuishoren, want deze kunnen niet waar zijn. Klagers verhaal wordt bij voorbaat niet geloofd. Ter zitting van de beroepscommissie leest klager een verklaring voor en overhandigt een zwartboek. Klager meent dat ouderen meer bescherming nodig hebben dan jongeren. De inrichting verzaakt zijn zorgplicht bij het insmeren van zijn rug. De inrichting traineert het gebruik van klager van een nagelkniptang, waardoor een pedicurebehandeling nodig is. Klager noemt dit ouderenmolest. Klager krijgt geen neuroloog en reumatoloog te spreken. De medische dienst interesseert zich niet voor klager. De p.i.w.-ers liegen. Met de beperkingen van klager wordt geen rekening gehouden.

De inrichtingsarts heeft het medisch dossier van klager toegezonden en verder niet inhoudelijk op de klacht gereageerd.

 

3.         De beoordeling

De beroepscommissie begrijpt de klacht van klager aldus, dat hij klaagt over de inhoud van zijn medisch dossier. Dit betreft medisch handelen waarover kan worden geklaagd.

Gelet op artikel 7:454 BW dient de inrichtingsarts met betrekking tot de behandeling van klager een dossier in te richten. Juist nu het in detentie vaak kan voorkomen dat een gedetineerde wordt overgeplaatst naar een andere inrichting en dus te maken krijgt met een andere inrichtingsarts, is het naar het oordeel van de beroepscommissie van belang dat de inrichtingsarts zijn verslaglegging zo volledig mogelijk inricht. De hulpverlening aan klager door de volgende inrichtingsarts is hiermee gebaat. Dit neemt niet weg dat klager moet kunnen reageren op aperte onjuistheden in zijn medisch dossier. Het tweede lid van artikel 7:454 BW biedt klager hiervoor ook de mogelijkheid, doordat hij een door hem opgestelde verklaring kan laten toevoegen aan het dossier. Gelet hierop zal het beroep ongegrond worden verklaard.

 

4.         De uitspraak

De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

 

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, dr. ing. C.J. Ruissen en drs. J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. R. Kokee, secretaris, op 17 oktober 2017

 

 

            secretaris         voorzitter

 

 

 

 

Naar boven